| |
Rusland en de Nederlanden, beschouwd in derzelver wederkeerige betrekkingen; door Mr. J. Scheltema, Ridder der Orde van den Nederlandschen Leeuw, Lid van het Koninklijke Instituut en andere Maatschappijen van Wetenschap. Iste Deel. Te Amsterdam, bij H. Gartman. 1817. XVI en 408 Bl. f 3-16-:
Bij het tweede Deel van het met zoo veel goedkeuring ontvangene en weldra geheel uitverkochte werk: peter de groote in Holland en te Zaandam, had de beroemde Schrijver iets aangaande de vrocgere betrekkingen der Nederlanders met Moscoviën in een aanhangsel gezegd; dan, bij zijne verplaatsing naar 's Hage, vond hij op dit stuk in 's lands Archiven zoo vele gewigtige
| |
| |
bijdragen, dat, bij de noodig gewordene hersmelting en vergrooting van het bovengenoemde werk, dit iets tot het voor ons liggende boekdeel aangroeide; weshalve dan ook de titel moest veranderd worden.
In eene keurige inleiding wordt de bedoeling en de aard des werks ontwikkeld. Geene Oorlogen, geene daarop betrekkelijke treurigheid noch vernielende Staatkunde zal den Lezer vermoeijing aanbrengen: den Koophandel, dezen band der Natiën, zien wij hier nieuwe betrekkingen openen, tot heil der daarin deelende Volken; betrekkingen, zoo heilzaam voor de beschaving van Rusland, zoo voordeelig en vereerend voor Nederland, hetwelk alle zijne mededingers, zelfs Engeland, de loef afsteekt, en welks hooge Regering alles doet, om den moederhandel naar de Oostzee te begunstigen, met eenen uitslag, die tot de vorming van peter den Grooten aanleiding gaf, en Rusland in een Europeesch Rijk hervormde, welks invloed op Europa's Staatkunde vooral in de jongste tijden zoo heilzaam geweest is.
Van de vroegste tijden af haalt de Heer scheltema zijn werk op, en verdeelt het in vier tijdperken: 1) vóór de verheffing van het huis romanow, 2) gedurende de regering van Czaar michaël feodorowitsch, 3) onder Czaar alexis, en 4) onder Czaar feodor. Reeds in de dertiende Eeuw bestond er eenige betrekking tusschen de beide landen door het Hanze-verbond of de Hansa, waarvan Groot Novogorod zoo wel als Amsterdam, Deventer, Zutphen en Middelburg leden waren. Iwan II, de eerste, die den naam van Grootvorst met dien van Czaar verwisselde, (zie levesque, Histoire de Russie) een wreede, maar niet onverlichte Despoot, kneusde wel voor altijd Novogorod's al te republikeinsche welvaart, (door een' vroegeren iwan reeds in de vijftiende Eeuw geknakt) maar trachtte nogtans door het invoeren van vreemde kunstenaars en handwerkslieden zijne barbaarsche Natie te ontbolsteren en te beschaven. Meer dan driehonderd waren te dien einde reeds in 1547 te Lubeck bijeen; doch
| |
| |
handelsnijd der Oosterlingen verijdelde hunne overeenkomst, die de Eeuw van peter misschien reeds 150 jaren zou vervroegd hebben. Hierbij waren wel vele Duitschers, doch ook voorzeker vele Nederlanders, als zijnde deze gewesten toen, (zegt de vereerder en navolger van hooft) op het breedst van hun bloeijen, gepropt met nering en welvaart tot dartelheid toe. Bijna gelijktijdig opende een toeval den Engelschen den weg naar de Witte Zee en de Dwina, en zij werden door iwan met opene armen in zijn Rijk ontvangen. De Schrijver meent zelfs, dat iwan naar eene toevlugt in Engeland zou hebben omgezien, als zich wegens zijne wreedheid in Rusland niet veilig achtende. Weldra namen de Nederlanders, na 't opgaan van den dageraad der vrijheid, die alle krachten deed ontwaken, deel aan den handel der Witte Zee; en het was op hun voorstel, ten gevolge der ontdekking van Schipper adriaan krijt van Vlissingen, dat de stad Archangel bij de toen eerst gebruikte haven van dien naam in 1585 werd aangelegd. Allengs werd de alleenhandel der Engelschen bekrompen, besnoeid, en de werkzaamheid der Nederlanders deed hunne scheepvaart in die zelfde evenredigheid klimmen. Ongetwijfeld was de uitvoer der meestal ruwe voortbrengselen van Rusland voor Neêrlands handel en zeevaart van het grootste belang. Kort hierna hadden de drie beroemde reizen der Nederlanders plaats, ter ontdekking van eenen doortogt om de Noordoost, van welke de Schrijver hier een naauwkeurig verslag geeft, vooral van de laatste onder barendsz en
heemskerk. Merkwaardig zijn hierbij de vele Nederlandsche namen, aan landen op de Noordkust van Azië en bij Nova Zembla gegeven, in later' tijd verloren geraakt of door anderen verdrongen, even als, in de Zuidzee, Amsterdam, Rotterdam en Middelburg, door cook in de barbaarsche inlandsche namen herdoopt. (Waarom is men alleen omtrent ons zoo onregtvaardig?) Intusschen was ook te Narva, door iwan veroverd, eene stapelplaats voor de Nederlanders geopend. Maar de
| |
| |
weldra uitgebrokene binnenlandsche onlusten in het Russische Rijk stremden allen handel. Even al in het Oosten, werd de eene geweldenaar aldaar in weinig tijds door den ander' vervangen, die, op zijne beurt, na eene kortstondige regering, voor een' derden moest bukken. Polen roeide hieronder, en bezette Moscow. Toen gebeurde in 1612, juist twee Eeuwen vóór de bezetting en verlossing van Moscow in onze dagen, die gedenkwaardige Omwenteling, welke het inlandsche huis van romanow op den troon plaatste, waarvan de afstammelingen (door de vrouwen) dien alsnog bekleeden. Michaël, de eerste Czaar uit dit huis, was zeer welgezind omtrent Nederland, en er werden onder zijne regering niet minder dan vier plegtige Gezantschappen (in 1614, 1615, 1618 en 1631) naar Holland gezonden, deels ter aankweeking van handelsbetrekkingen, maar ook wel voornamelijk om hulp in geld en manschap tegen de Polen te bekomen. Merkwaardig is het, hoe beide partijen, de Rus in het aandringen, de Hollander in het beleefdelijk weigeren van hulp, het gevaar van beider gemeenschappelijke vijanden, de Jezuiten, doen gelden, als welke toen de geheele Roomsche Christenheid op hunnen duim deden draaijen) de Czaar over hunne machinatiën klagende, om het Pausdom in Rusland in te voeren, en voornamelijk de Nederlanders, om reden te geven, dat zij zich niet konden ontblooten. Het schijnt, dat de gedurige hoop van deze hulp te zullen erlangen, en de bekomene vrije uitvoer van krijgsbehoeften uit Holland, den Czaar in zijne vriendschappelijke gezindheden versterkte: althans nog in het laatste Gezantschap, door hem naar 's Hage
gezonden, (in 1631) werd op bijstand aangedrongen. Van onze zijde gingen ook twee Gezantschappen naar Rusland; het eerste onder de Heeren van brederode, joachimi en bass, die op hunne reis in 1615 het Rijk in de uiterste ellende, en vooral Novogorod bijna in puin vonden, en wier oogmerk over 't geheel mislukte; het werd reeds voor de grootste gunst
| |
| |
gehouden, dat zij de klare oogen van den Czaar mogten zien! - het tweede onder de Heeren albert burgh en johan van veltdriel, in 1630, die, zeer prachtig ten gehoore toe laten, onder andere het voorstel deden, om den landbouw in Rusland door kundige personen, daartoe uit Holland overgekomen, te verbeteren, en aan de Nederlanders bij uitsluiting den Russischen graanhandel roe te staan. Beide voorstellen werden geweigerd, schoon de Ge anten voor 't overige niet kwalijk voldaan naar huis keerden. Jaarlijks groeide de handel aan; en olearius, Schrijver bij een avontuurlijk Gezantschap uit Holstein, 't welk den handel van andere volken moest onderkruipen, zag eene menigte Hollanders in Moscoviën gevestigd. Maar de dood van michaël veranderde de zaak: hoewel reeds terstond door zijn' Zoon alexis een plegtig Gezantschap naar den Hage werd afgevaardigd, zoo waren deze zaakgelastigden alles behalve rekkelijk; hunne eischen waren buitensporig, en, weigerde men hun iets, zoo waren er terstond bitse klagten gereed. De goede fredrik hendrik, reeds aan zijne laatste ziekte kwijnende, moest zich, ten gevalle dezer misselijke Heeren, nog kommerlijk overeinde houden, daar alles in hunne tegenwoordigheid staan moest.
Maar deze last was gering, en zou met het vertrek der Gezanten hebben opgehouden; doch de handel werd ook zeer wezenlijk belemmerd, de tollen van 2 op 6 ten honderd verhoogd, en eene menigte daden van willekeur omtrent Hollanders uitgeoefend. Gelukkig voor den Nederlandschen handel, dat de Engelschen zich hiervan niet bevoordeelen konden: de Koningsmoord van karel I deed alle hunne voorregten ophouden, en kostte zelfs aan hunne kooplieden, in Rusland gevestigd, de vrijheid. Intusschen was ook van onze zijde een Gezantschap naar den nieuwen Czaar gezonden; albert burgh, voor de tweede maal daartoe benoemd, overleed in Rusland, doch coenraad, zijn Zoon, kweet zich daarvan op eene vrij voldoende wijze,
| |
| |
hoewel onder zeer ongunstige omstandigheden: hij was onder andere getuige van een vreesselijk oproer, waarin de Kanselier czestoff vermoord werd. Veel ongunstiger werd een Engelsch Gezantschap, onder Lord carlisle, na de herstelde Koninklijke Regering, afgezonden, in Rusland ontvangen. Nogtans bleven er nog steeds gewigtige punten, ook met ons, te vereffenen. Jacob boreel, in 1664 afgezonden, was meer staatsman dan koopman, en niet smijdig genoeg, om zich, ten behoeve des handels, naar de hoofsche grillen van een Oostersch Despoot te vlijen. Hij was de Lord amhorst van zijnen tijd. Nicolaas heinsius, als bemiddelaar tusschen Zweden en Rusland naar Moscow gezonden, geraakte daar in verdenking, dat hem 't hart te zeer naar Zweden hing, waar hij Resident was, en hij werd zeer koel ontvangen. De Russen gaven bij verscheidene gelegenheden te kennen, dat niet zij de Hollanders, maar de Hollanders hen noodig hadden; dat hun Rijk en Czaar bij niets te vergelijken waren, enz. Eindelijk ging, na eene tweede bezending uit Rusland, - die veel heuscher en rekkelijker was, dan de eerste onder deze Regering, - koenraad van klenck, een voornaam koopman, die zelf te Moscow een huis had, als Gezant der Staten derwaarts, en verkreeg meer, dan alle zijne voorgangers. Het is waar, dat de voorbeeldelooze pracht van zijn Gezantschap juist geschikt was, om de nog onbeschaasde Russen door uiterlijke praal te verblinden, en dat de geschenken ongemeene gunst moesten winnen: doch zou dit alles, zonder de bekwaamheid des Gezants, het gewenschte doel aan een Hof, in partijen verdeeld, en waar, gedurende het verblijf des Gezants, de Czaar
overleed, wel schaars bereikt hebben. Dit doel was niets anders, dan deelneming in den toenmaligen grooten Oorlog tegen Frankrijk (in 1674), door een vertoon van magt op de grenzen van Ingemerland te doen; iets, 't welk de Zweden uit Duitschland zou lokken, - en de vrije doorvoer van Perzische goederen van de Kas- | |
| |
pische naar de Witte Zee door Rusland heen. Dit laatste punt werd gaaf ingewilligd. (Eene vroegere poging, om den handel in zijde uit Perzië met eigene schepen te drijven, en waartoe ook vele Hollanders waren aangenomen, was door een' opstand der Kozakken te leur gesteld.) Slechts omtrent de tollen kon hij niets verkrijgen: de Russen hadden het stelsel van sommige, ook hedendaagsche, nieuwelingen in de Staatshuishoudkunde, die niet schijnen te weten, dat lage belastingen op den in- en uitvoer het zekere middel zijn, om 's lands schatkist te vullen, door den handel op te beuren. De Baron van keller bleef na klenck's vertrek als Resident te Moscow van 1676 tot 1697, het jaar der reize van peter den Grooten. Hij was een echt Gezant volgens huygens, een eerlijk spie. Gedurende de korte regering van feodor II. (1675 tot 1682) ontrustten kabalen het hof: doch feodor, hoe zwak van ligchaam, wist scherp door deze klippen heen te zeilen; hij verbrandde zelfs de geslachtregisters, die zoo veel aanleiding tot geschillen gaven, en was dus de waardige Broeder van peter I, met wiens regering het volgende Deel zal beginnen. Ten slotte worden nog opgegeven de voorwerpen van handel, de toenemende kunstbehoeften der
Russen, (vooral zigtbaar in het korte tijdsverloop tusschen de Gezantschappen van carlisle en van klenck - 1663 en 1674 - want wij kunnen, ook bij de onderstelling van meerdere gunst voor de Hollanders, deze vordering niet geheel buitensluiten) en met reden aangemerkt, dat de wrijving, niet alleen door den handel, maar ook door het verblijf van vele Nederlandsche kunstenaars in Rusland veroorzaakt, die reeds in 1637 alleen te Nischney-Novogrod een getal van honderd beliepen, op de persoonlijke beschaving der Russen een' gunstigen invloed moest hebben, schoon ook het verkeerde Aziatische handelsstelsel van dwang en monopolie nog in wezen bleef. - Als aanhangsel dienen een zeldzame brief van Czaar michaël, aan Prins maurits, als Souverein dezer landen, geschreven,
| |
| |
(van eene Gemeenebestregering hadden deze lijfeigenen geen begrip) in een' kreupelen, platduitschen stijl, doch officiëel, vertaald; met het antwoord, en het Recredentiaal, aan de Russische Ambassadeurs in 1632 gegeven; voorts nog eenige nalezingen en bijvoegsels.
Wij hebben gemeend, om de nieuwheid der zaken, een eenigzins uitvoerig verslag van dit vaderlandsch voortbrengsel te moeten geven. Zelfs al waren wij door vitzucht bezield, het zou ons bezwaarlijk gelukken, gebreken van belang in dit uitmuntend werk te ontdekken, dat ongetwijfeld (gelijk meer geschriften van den Heer scheltema) de zeldzame eer der overzetting van een Nederduitsch gewrocht in andere talen zal genieten. De stijl is duidelijk, naar het onderwerp geschikt, en dus ook, waar het pas geeft, krachtig en vol nadruk. Vooral munt in dit opzigt uit de voortreffelijke opdragt aan onze algemeen beminde en geachte Kroonprinses; welke opdragt nog eene andere verdienste heeft, van namelijk der Natie te doen zien, dat eene haar zoo dierbare persoon ook reeds vroeg belang gesteld heeft in hare taal. Mogt dit voorbeeld algemeen nagevolgd worden! en mogten onze hoofsche Juffers, die er, in spijt van gezond verstand en vaderlandsliefde, eene eer in stellen, de arme taal des valschen vreemdelings en pas ontzetten verdrukkers te spreken, - mogten deze toch blozen, hare moedertaal slechter te kennen, dan de verhevene Dochter van Rusland hare aangenomene!
Een vignet op den gegraveerden titel stelt den optogt naar het Binnenhof der leden van het vierde of laatste Russische Gezantschap onder Czaar michaël, in den jare 1631, immers gedeeltelijk, voor. Wij zullen ons, na de verschijning des tweeden Deels, hetwelk nog dit jaar het licht moet zien, haasten, door deszelfs aankondiging het verlangen van het Publiek te voldoen. |
|