Lotto-woede te Rome.
(Uit onuitgegevene Reisberigten van 1816.)
De woede, dat ik het zoo noeme, des Loterijspels is te Rome ongemeen groot. Bij elke regtspleging stroomt het volk toe, om uit de woorden, bewegingen en stuiptrekkingen der arme zondaren nommers te berekenen. Hetzelfde gebeurde, toen zich korteling de ongelukkige fagan, Engelsch Consul, ten venster uit stortte; en inderdaad tot bekrachtiging des vooroordeels, daar in de naastvolgende trekking veel gewonnen werd. Bovendien zijn hier nog zekere lieden, die door het volk voor toovenaars gehouden worden, (het gemeen noemt hen ook Maghi) en aan welken het de eigenschap toekent, de nommers te kunnen raden. Zoodanig een toovenaar wordt op gemeene kosten in de kroegen en gemeene pleisterplaatsen gespijsd en gelaafd, en zijne gebaren en mienen, of opzettelijk geprevelde woorden, naauwlettend betracht, opgevangen, en - wie weet hoe? - daarna in getallen overgebragt. Men gevoelt, de toovenaar kan bij zulk eene handelwijze nooit in verlegenheid geraken. Hijzelf zet niet in het Lottospel; want, daar hij zeker ware van zijne winst, is zulks voor hem eene gewetenszaak! - Klnchtig is het geval, Monsignor ***, een van de aanzienlijkste en waardigste der tegenwoordige Prelaten, te Ancona bejegend, alwaar hij met veel vruchts eene zending vervulde. Nadat eene