des troons te brengen. Honderden van kameelen zag men van tijd tot tijd te Bagdad aankomen, alleen beladen met papieren en boeken; en alles, wat daaronder geacht werd den luister der wetenschappen te kunnen vermeerderen, werd straks in het Arabisch vertolkt, met oogmerk om het onder het bereik der kennisneming van een ieder te brengen. Onderwijzers, recensenten, vertalers, uitleggers van geleerde schriften maakten de hofhouding van al-mamon uit, welke alzoo meer geleek naar eene hoogeschool van geleerde mannen, dan naar het middelpunt van een krijgshaftig bestuur. Toen deze Kalif, bij gelegenheid eener overwinning, den Griekschen Keizer, michaël den stamelaar, de voorwaarden van vrede voorschreef, eischte hij tot eene schatting eene verzameling van Grieksche boeken. De wetenschappen waren bij uitstekendheid in hoogachting bij den Kalif; de belangrijkste onderwerpen van bespiegeling werden onbeschroomd ten toets gebragt, in spijt der ijverzuchtige vitterijen van sommige bijgeloovige Muzelmannen, die al-mamon beschuldigden van dezerwijze de grondslagen van het Islamismus te doen waggelen. Vele van de meestberoemde onderwijzers in de geneeskunde bloeiden onder zijne regering. De regtsgeleerdheid werd beoefend onder den hoogberoemden kossa; en, gelijk dezelve den Muzelmannen voorkwam als de eerbiedwaardigste van alle wetenschappen, was het deze, waarop des Vorsten onderdanen zich met de vurigste geestdrift toelegden; terwijl al-mamon zelf eene krachtige overhelling ontwikkelde voor de wiskunst, welke hij met den treffelijksten uitslag beoesende. Hij beraamde het groote ontwerp om de aarde te meten; hij voerde het uit met behulp der bekwaamste wiskunstenaars. De Gronden der Astronomie van
alfragan (fargani) en de Astronomische Tafelen van almerwasi waren werken van twee zijner hovelingen. Deze zelfde al-mamon, niet minder edelmoedig dan verlicht, wanneer hij iemand zijner aabestaanden, die tegen zijn bestuur opgestaan was en getracht had zijnen troon omver te werpen, genade schonk, riep uit: ‘o! Ware het slechts bekend, welk een wellust het voor mij is, mijnen vijanden vergifsenis te schenken, allen, die mij ooit beleedigd hebben, zouden zich haasten om tot mij te komen en hunne misslagen te belijden.’