Brunet bezit de kunst, om die domkoppig vernuftigen, die opzettelijk-onbedachte knapen, welke men in nieuwere tijden meestal Jocrissen noemt, met eene waarheid en vrijheid voor te stellen, aan welke, tot eene ware kunstvolmaaktheid, niets ontbreekt, dan meer duidelijkheid in de karakterschetsen. Hij weet de natuur tot in de fijnste punten op te vatten en te vertoonen; ook niet de minste beweging schijnt ongepast of strijdig met de eenheid van het karakter. Daarbij heeft zijn spel de verdienste, dat het, zonder alle uiterlijke middelen, zich eenig en alleen op die innerlijke werking bepaalt, welke eene tooneelkunstige voorstelling kan voortbrengen. Zonder uiterlijke beweging, spreekt hij dikwijls met de eentoonigheid van eenen stervenden; in toorn en in vreugde is zijn uiterlijk voorkomen niet anders, dan in het oogenblik, waarin hij, zijnen heer verwachtende, in slaap valt, - en juist hierdoor brengt hij de treffendste uitwerkingen voort. Alles is een zoo gelijkend afdruksel der natuur, dat men meent, overal soortgelijke verschijnselen te ontmoeten; en men vindt het onderhoudend en behagelijk, dezelven op het tooneel te zien verschijnen, daar zij, door volmaakte eenheid, tot een levendig geheel zijn verbonden. Maar deze eenheid bereikt brunet niet op den gewonen weg der kunst, maar wel door eene bijkans tot verzadiging beoefende routine, welke bij hem eenen trap van doelmatigheid en verband heeft verkregen, waartoe zich anders alleen de kunst kan verheffen.
Binnen dezen naauwen kring, echter, is brunet ook beperkt, en hier is hij altijd dezelsde onnoozele, en altijd op dezelfde wijze, maar in verschillende betrekkingen. En, bij al deze eentoonigheid, gaat er geen woord uit zijnen mond, hetwelk niet door een luid lagchen gevolgd wordt. Waarin de ware reden hiervan ligt, zoude men niet ligt kunnen bepalen.
Onder buonaparte, echter, heeft brunet ook eene staatkundige rol gespeeld. Terwijl alles, aanzienlijk en gering, voor den alvermogenden zich boog, waagde het brunet alleen, als een levende pasquino, den dwingeland door onophoudelijke vernuft-steken, woordspelingen en puntdichten te hekelen; en de overweldiger van Europa, welken deze herhaalde hekelingen eindelijk onverdragelijk werden, waagde zich niet aan dezen tooneelkunstenaar, welken zijne