| |
| |
| |
Levensberigt van den vermaarden Franschen treurspeler, François Joseph Talma.
François joseph talma werd te Parijs van welgezeten ouders geboren, welke niets verzuimden, om hem eene zorgvuldige opvoeding te geven. In het eerst voor de beoefening van een vak der heelkunde bestemd, bragt hij verscheidene jaren zijner kindschheid in Engeland door; maar toen hij, in eenen ouderdom van vijftien jaren, tot voltooijing zijner studiën, naar Parijs teruggekeerd was, werd hij, door het bezoeken van het Theatre Français, door de meesterstukken, welke op hetzelve gespeeld werden, en door de beroemde kunstenaars, welke dit tooneel opluisterden, met geestdrift voor de tooneelkunst vervuld. Hij had reeds eenige kundigheden verkregen, was in de Fransche en Engelsche letterkunde niet onervaren, en zijn ligchaamsgestel, hoewel niet van de sterksten, stelde hem in staat, om de hartstogten naar waarheid en ongedwongen uit te drukken. Eene middelmatige, eenigzins ranke, gestalte; regelmatige, naar de antieke vormen overhellende, gelaatstrekken, welke zeer bewegelijk waren; eene levende, maar zwaarmoedige, verbeeldingskracht, en eene bijzondere aandoenlijkheid der zenuwen, gaven hem, bij de beoefening zijner kunst, die gemakkelijkheid om zich op te winden, door welke alleen de tooneelspeler in staat wordt gesteld, om het karakter zijner rollen in te dringen en zich eigen te maken. Het volgende geval uit zijne jongelingsjaren is een bewijs dezer aandoenlijkheid. In de kostschool, waarin hij was, zoude door de leerlingen een treurspel voorgesteld worden. Hij zelf moest in dit stuk de laatste oogenblikken van eenen vriend beschrijven, die door deszelfs vader ten dood was veroordeeld. Door deze beschrijving werd hij zoo hevig aangetast, dat hij, gedurende de voorstelling, eenen stroom van tranen stortte; zelfs weende hij nog eenige uren na het einde des treurspels, en slechts met moeite kon men hem doen bedaren. Van dit oogenblik af had men over zijne
ware bestemming kunnen oordeelen.
Nadat zijne studlen geëindigd waren, keerde hij, voor eenige maanden, naar Londen terug. Eenige jonge Franschen, welke in deze hoofdstad zich bevonden, noodigden hem, zich
| |
| |
met hen te vereenigen, om tot zelsvermaak eenige Fransche tooneelstukjes te spelen. Het nieuwe dezer onderneming wekte de algemeene oplettendheid, en zeer vele nieuwsgierigen van alle standen stroomden daarheên. Talma, hoewel nog jong zijnde, verwiers zoo veel goedkeuring, dat vele lieden van aanzien, en onder dezen ook Lord harcourt, zijnen vader zochten te overreden, om hem voor het Engelsche tooneel op te leiden. De vader, een liefhebber van het tooneel, gevleid door den aanleg van zijnen zoon, zoude misschien aan dit verzoek hebben toegegeven; ook was de jonge talma der Engelsche tale genoegzaam kundig, om zulk eene onderneming te durven aanvaarden; maar bijzondere omstandigheden bragten hem naar Parijs terug. De genegenheid, welke hij voor het tooneel had opgevat, bragt hem hier in betrekking met eenigen der beroemdste tooneelspelers van dien tijd.
Juist te dezen tijde liet de Regering de bekende Koninklijke Ecole de Déclamation oprigten. Talma trad hier op in de rol van Orestes, in de Iphigenia in Tauris. Het bijzondere vuur en de hartstogtelijkheid, waarmede hij deze rol vervulde, verbaasde alle aanschouwers. Aanstonds werd een bevel uitgevaardigd voor zijn début, en een jaar daarna, den 27 Nov. 1787, trad hij, in de rol van Seïde, in den Mahomed van voltaire, voor het eerst in het Theatre Français, op. Hij verwierf goedkeuring. Van dezen dag af begon hij zich tot kunstenaar te vormen. Hij poogde met de beroemdste geleerden, met schilders, beeldhouwers en kenners der oudheden, in betrekking te komen. Hij beoefende de geschiedenis, minder om de gebeurtenissen, dan wel om met de zeden, gewoonten en karakters van vermaarde personen bekend te worden. Hij zocht de ondheidkundige werken te leeren kennen, en bestudeerde inzonderheid de houdingen en bewegingen, welke de kunstenaars der oudheid aan hunne beelden gaven. Hij trachtte het maaksel hunner kleedingen op te sporen, en besteedde de grootste oplettendheid op het plooisel. Aldus gelukte het hem, de kleeding, welke op het Theatre Français geheel verwaarloosd werd, te hervormen. Hoewel hij in deze onderneming door de kenners en kunstenaars ondersteund werd, had hij echter bij zijne kunstgenooten zeer vele vooroordeelen te bestrijden, en veel kwaadwilligheid te verwinnen.
De Fransche omwenteling begon; staatstwisten vermeester- | |
| |
den alle harten; ook het Theatre Français bleef niet vrij daarvan; oneenigheid scheidde deszelfs leden, en talma, die nu reeds tot de eerste kunstenaars van het Fransche tooneel gerekend werd, rigtte, met vier zijner begaasdste kunstgenooten, een nieuw tooneel op in het Palais-Royal. Na eenige jaren, werden beide gezelschappen, onder de regering van het Directoire, weder vereenigd.
In deze gedenkwaardige omwenteling zag talma de geschiedenis van zijnen tijd, voor zijne oogen, tot een levend treurspel worden; hij was niet alleen getuige van, maar ook handelend persoon bij deze groote maatschappelijke stuiptrekking. Welk een leerrijk boek lag voor hem geopend! Hij zag staatsvormen ondergaan, en andere opkomen; alle hartstogten met elkander in strijd; razende redenaars, welke van de spreekgestoelten het volk opruiden; stoute eerzucht en groote talenten, welke van lieverlede uit den schoot dezer stormen opdaagden. Hij geloofde hier die mannen der aloudheid weder te vinden, welke bij de verwoesting der oude rijken eene rol hadden gespeeld, en welke hij zelf moest voorstellen. Zijne betrekking tot velen van deze personen gaf hem gelegenheid, om hunne hartstogten, en, door deze, de diepten van het menschelijk hart, na te sporen. Op deze wijze trok hij voordeel van die gebeurtenissen, welke, hoezeer verderfelijk voor duizenden, zeer leerzaam voor den wijsgeer, geleerde en kunstenaar waren.
Hij heeft napoleon als Officier, Generaal, Consul en Keizer gekend. Toen deze het opperbevel over het leger van Italië kreeg, hield talma met deszelfs echtgenoote josephine een kind ten doop. In alle standsverhessingen van napoleon werd talma met deszelfs bijzondere welwillendheid vereerd, en dikwijls bij hem toegelaten. Hij volgde napoleon naar de vermaarde bijeenkomst te Erfurt, en ontving daar van den Russischen Keizer en van den Hertog van Weimar aanzienlijke blijken van genegenheid. In Weimar werd hij aan het hof genoodigd, en hem ter eere werd de Don Carlos van schiller gespeeld. Ook in Julij 1813 volgde hij napoleon naar Dresden.
Talma stond in vriendschappelijke betrekking met alle personen van het Napoleontische hof. Het oordeel van napoleon over de menschen in het algemeen, en over vele merkwaardige personen der geschiedenis, heeft talma met
| |
| |
voordeel weten te gebruiken; napoleon zelf heeft hem dikwerf tot voorbeeld gediend, want talma had gelegenheid, om denzelven in zeer gewigtige oogenblikken te bespieden; zijn gelaat, zijne gebaren, de toon zijner stem, alles was leerzaam voor hem.
Talma zag werkelijk gebeuren, wat men tot nu toe als avontuurlijk en overdreven in de geschiedenis had beschouwd. Nadat hij in het verloop van dat vijfentwintigjarig treurspel van zoo vele buitengewone gebeurtenissen getuige was ge weest en zulke buitengewone karakters had leeren kennen, werd hij overtuigd, dat het treurspel op het tooneel niet zoo verte buiten de grenzen der waarheid ligt, als men gemeenlijk gelooft, en dat, wanneer hetzelve niet altijd natuurlijk schijnt, de oorzaak daarvan niet ligt in de meesterlijke treurspelen der Franschen, maar wel in het onvermogen, om dezelven eigenaardig voor te stellen. Om deze reden heeft hij, met onvermoeiden ijver, getracht zich te beveiligen voor die overdrevene manier, waarmede tooneelkunstenaars meestal de helden vertoonen. Dezelven edel en eenvoudig voor te stellen, was zijn doel, zonder daarom in den toon der dagelijksche gezellige taal te vallen.
Eene hevige zenuwziekte, welke hem vóór tien jaren beving, was niet zonder nut voor hem, ten aanzien zijner kunst. De bijzondere gevoeligheid, verbonden met eene diepe zwaarmoedigheid, welke deze ziekte bij hem achterliet, stelde hem in staat, om in den geest zijner rollen nog dieper in te dringen, en gaf aan zijne stem eene grootere uitdrukking, eenen hoogeren graad van gevoel. Van nu af was hij dikwijls genoodzaakt, de losbarsting van zijn gevoel en van zijne aandoenlijkheid te matigen, in plaats van dezelven kunstmatig op te wekken. Sedert dien tijd heeft hij zelden eene aandoenlijke rol gespeeld, zonder wezenlijk tranen te storten. Dezelfde ziekte, welke dreigde hem in het graf te zullen slepen, is het tijdstip geworden, vanwaar zijne tooneelkunstige krachten hare geheele ontwikkeling hebben verkregen. De waarheid dezer opmerkinge wordt van alle kunstenaars bevestigd, en door niemand volkomener gevoeld, dan door talma zelven.
Talma is eerder van eene kleine dan groote ligchaamsgestalte; zijn gestel, niet zeer sterk, schijnt meer teeder dan krachtig, meer sentimenteel dan stoffelijk te zijn. Hoewel hij
| |
| |
thans misschien vijftig jaren oud is, ontdekt men op zijn gelaat de blijken eener voormalige, krachtig geteekende schoonheid, en in zijne gelaatstrekken leest men de kracht zijner ziel. De geheele omtrek van zijn gezigt geeft dat ernstige, diepzinnige en donkere, ja tragieke te kennen, hetwelk hem, door de aanhoudende beoefening zijner rollen, is eigen geworden; maar deze donkere omtrek wordt door eene aangename bevalligheid niet alleen verzacht, maar uit de ineensmelting van deze twee uitersten ontstaat een waarlijk belangrijk gelaat: en in zijne, hoewel zeldzame, maar dan ook te sterker sprekende ligchaamsbewegingen, schitteren kracht en bevalligheid.
In gezelschap is talma zeer beminnenswaardig. Het is onmogelijk, eenvoudiger en bescheidener te spreken, te handelen en zich uiterlijk te gedragen, dan deze groote kunstenaar doet; het is niet mogelijk, toegankelijker voor een ieder te zijn, onaangezien zijne uitgebreide betrekkingen, onaangezien de dagelijksche bezoeken van vreemdelingen, welken de roem tot hem trekt, onaangezien zijne vele bezigheden en oefeningen. Men is waarlijk eenigzins verwonderd, in dezen kunstenaar, welken de verbeelding ook in de wezenlijkheid als een' Koning schildert, buiten het tooneel, eenen man te vinden, die zich voordoet als elk ander eenvoudig man van beschaving, vooral, wanneer men bij ondervinding weet, met welke verwaandheid en aanmatiging menig ander kunstenaar, zelfs van middelmatige en geringe verdiensten, zich gedraagt. |
|