Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1817
(1817)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets, omtrent de vrijmoedige bedenkingen, over de uitoefening der geneeskunde in de stad Rotterdam.Ga naar voetnoot(*)Dat er in de uitoefening der onderscheidene vakken van Geneeskunst in de stad Rotterdam schandelijke misbruiken plaats grijpen, zal door geen weldenkend en onpartijdig Geneesheer aldaar in twijfel getrokken of tegengesproken worden; en hartelijk wenscht hij, dat dezelve, na een bedaard onderzoek, mogen worden opgeruimd, en, tot heil der Maatschappije, verbeterd. Het in het oog loopende daarvan kan dan ook niet anders, dan de verontwaardiging van vele menschen tot zich trekken, en dezelve algemeen doen kenbaar worden. In dit geacht Tijdschrift is daarover, in het jaar 1815, (Meng. No. XII.) reeds een stukje geplaatst, en nu onlangs weder de opgemelde Vrijmoedige Bedenkingen. Dat deze aanmerkingen waarheden bevatten, kan noch mag worden tegengesproken; dan, of het daarbij vermelde, zoo schandelijke akkoord tusschen de Medicinae Doctoren en Apothekers, om voor eenige weinige stuivers alle geneesmiddelen door elkander te leveren, wel zoo algemeen, immers onder de geaccrediteerdste Geneesmeesters, bestaat, is iets, waaraan ik niet alleen zeer twijfele, maar hetgeen ik voor onwaarheid houde. Het oude Nederlandsche spreekwoord zegt: hij, wien de schoen past, trekke denzelven aan! Dan, ik, die | |
[pagina 604]
| |
sedert vele jaren de geneeskundige praktijk als Medicinae Doctor binnen deze stad uitoefene, en mij niet schame zulks te doen, heb nimmer, gelijk ik zeker ben, dat vele mijner achtingwaardige Kunstbroeders zulks niet doen, in eenig akkoord met eenigen Apotheker gestaan. - Wel is waar, dat de Doctor alhier meestal gewoon is, de rekening, zoo voor zijne bezoeken als voor de geleverde geneesmiddelen, in te dienen, en dat de Apothekers die veelal, op voorschriften van den Geneesmeester, voor deszelfs rekening gereed maken. Dan, ik en vele mijner Kunstbroeders, met welken ik de eer heb het meest bekend te zijn, binden dezelve hoegenaamd aan geene prijzen; en dit weet ik, dat ik dikwerf, vooral in de dure tijden, drie gulden en meer, voor een' welbereiden kina-drank met eenige bijvoegsels, betaald heb, 't welk ik, des noods, met kwitantiën zoude kunnen bewijzen; en zoo doen ook andere mijner Kunstbroeders. In hoe verre deze sedert zoo vele jaren alhier plaats gehad hebbende gewoonte af te keuren zij, zal ik daarlaten; er is, dit bekenne ik, wel wat tegen in te brengen, en het zal daarom, naar mijn inzien, zeer goed zijn, dat er bij de algemeene wet op de uitoefening der geneeskundige praktijk, welke ik van goeder hand meene verzekerd te zijn, dat eerlang, door de vaderlijke zorg van onzen waardigen Koning, ter tafel van Hun Edelmogenden zal gebragt worden, in voorzien worde, daar wij geheelenal aan de wijsheid van die wet zullen moeten overlaten, dat in de, niet alleen alhier, maar ook elders, en vooral te platten lande, plaats grijpende grove misbruiken, in onze voor de Maatschappij zoo aangelegene vakken, niet alleen zal worden voorzien, maar dat ook de handhavers daarvan in staat zullen gesteld worden, om tegen de overtreders door gepaste middelen te waken. Of evenwel het verbod aan de tegenwoordige uitoefenaars der Geneeskunst, zoo in deze stad als elders, om op bovengemelde wijze door bekwame en eerlijke Apo- | |
[pagina 605]
| |
thekers de geneesmiddelen te leveren, zoo geheelenal met de billijkheid zoude strooken, wil ik ook liefst aan de wijsheid des Konings en der wetgevende vergaderinge overlaten. Dan, er pleiten nog al eenige redenen, veroorlove ik mij aan te merken, om hun, zoo lang zij leven of hun bedrijf voortzetten, daartoe de vrijheid te laten. Moeijelijk toch zal zoodanig eene wet terugwerkende kracht kunnen hebben voor hen, die in het bezit van zoodanige praktijk zijn; daar het hun, al verder, hard zoude vallen, daarin gehinderd te worden, omdat verre de meesten op de berekening er van zich te dezer stede, ter uitoesening der praktijk, hebben nedergezet. En vele Apothekers zijn, ten tijde dat deze gewoonte veel meer algemeen plaats had dan tegenwoordig, er wél bij gevaren, en hebben een goed, ja deftig bestaan gehad; waarvan voorbeelden genoeg voorhanden zijn. Alle fatsoenlijke Kunstoefenaars intusschen, wanneer zij, tegen genot van een behoorlijk salaris voor hunne visiten, verpligt worden de recepten aan de lijders af te geven, om die naar verkiezing te doen gereed maken, zullen bereid zijn daaraan te voldoen; gelijk zulks door mij en vele anderen nimmer geweigerd wordt. Ik houde het verder geheel bezijden de waarheid, dat, zoo als dikwerf buiten af verzekerd wordt, de Apotheken alhier niet zoo goed zouden ingerigt zijn als in andere steden. Men behoeft slechts, om van vele anderen niet te spreken, de winkels van de Heeren thomée, van den brand, de vrij, van der vliet, van schoone, voorhoeve en vorstman te kennen, en men zal dadelijk overtuigd worden, dat men te Rotterdam even zoo goed, als te Leyden, Dordrecht, 's Gravenhage en elders, goede geneesmiddelen kan erlangen. Omdat er schadelijke inkruipsels plaats hebben, moet men allen niet uit hetzelfde oogpunt beschouwen, maar eerlijke lieden van gelukzoekers en weetnieten onderscheiden. Geen Medicinae Doctor moer den Apotheker weigeren, de te leveren geneesmiddelen | |
[pagina 606]
| |
behoorlijk te betalen. Akkoorden, zoo als die in de onderhavige Vrijmoedige Bedenkingen vermeld worden, zijn allerschadelijkst; en ik aarzel geenszins, den Medicinae Doctor zoo wel, als den Apotheker, die zulke schandelijke verbindtenissen aangaan, voor knoeijers en bedriegers te houden, vermits het onmogelijk is, om, op dusdanige wijze, behoorlijk en langs den kortsten weg de lijders bij te staan en de ziekten te genezen. Zal men nu deze gewoonte met vrucht verbieden, dan zal er vooraf een vast tarief van visitengelden, waarvan de invoering onder de burgerklasse, mijns inziens, nog al aan moeijelijkheden zal onderhevig zijn, moeten worden bepaald, daar geen Geneesheer tegen het salaris van een' schelling vifiten kan doen. De inrigting der Societeiten, of zoogenaamde Bossen, is zeer van de eerste oogmerken afgeweken, en aan vele verregaande misbruiken onderhevig; en dit is een stuk, der geheele aandacht en zorge van de stedelijke Regering overwaardig, waaromtrent de plaatselijke Commissie van Geneeskundig Toevoorzigt niet spoedig genoeg eene voordragt kan doen. Hartelijk wensche ik bij herhaling, dat de in te voeren wet, waarvan ik mij alles goeds belove, alle redenen tot klagten zal opheffen!
Rotterdam, 8 Sept. 1817. |
|