zware ziekten aangetast, welke eene longtering ten gevolge hadden, die van hevig hoesten, bloedspuwen, hectische koortsen, slapeloosheid en andere toevallen verzeld was, en eene spoedige ontbinding deden vreezen. In dezen wanhopigen toestand overreedde hem de bevelhebber van het Regiment, waarbij hij diende, om zijne toevlugt te nemen tot een middel, hetwelk hemzelven van zulk eene ziekte had genezen, waarin alle andere pogingen der kunst vruchteloos waren geweest. Dit was de koumiss. In het laatst van April, in den jare 1792, begon höberbein, bij eenen gepasten leefregel, dit middel te gebruiken; en omtrent het einde des najaars waren zijne krachten in zoo verre hersteld, dat hij, als te voren, zijn beroep weder kon vervullen. - Uit zijne Verhandeling over de koumiss zal ik het belangrijkste mededeelen.
Tot de bereiding van de koumiss behoort niets anders dan merriemelk en zuurdeeg. Het zuurdeeg moet liefst uit roggemeel bestaan; hoewel men, bij gebrek daaraan, ook iets anders soortgelijks kan nemen. Men giet 16 pond laauwe merriemelk in een houten vaatwerk, en legt het zuurdeeg, in linnen gewikkeld, daarin. Het wel toegedekte vaatwerk plaatst men in eene warmte van 24 tot 26o. Reaumur, tot dat de melk eenen wijnachtigen, aangenamen en ligtzuren smaak krijgt. 16 tot 20. uren zijn hiertoe toereikend. Plaatst men deze vloeistof in eene grootere warmte dan de opgegevene, zoo gaat zij te spoedig uit de wijnachtige in de zure gisting over, en dan kan zij niet meer gebruikt worden. Is de wijnachtige gisting voltooid, dan schept men met een' lepel de boven op drijvende en andere vette deelen af, en zeeft de vloeistof zorgvuldig door. Dan wordt dezelve gedurende een uur langzaam omgeroerd, op flesschen gedaan, en goed gekurkt op eene koele plaats bewaard. In plaats van zuurdeeg, kan men ook deze vloeistof zelve bezigen, wanneer zij maar eens tot gisting is overgegaan. Wanneer men de gegiste melk met de vette deelen vermengt, in plaats van deze weg te nemen, en de-