wanneer zij of op het gegeven teeken niet letten, of te snel loopen, en rapen dan denzelven te midden van den loop weder van den grond op. Maar het behoud des evenwigts is de grootste zwarigheid. Dewijl de slede, van wege hare hoogte en ligtheid, gemakkelijk omslaat, moet de voerman, naar eisch van omstandigheden, de tegenstrijdigste bewegingen regts of links maken, somwijlen bijkans regt overeinde staan. Slaat hij desniettemin om, zoo moet hij met alle magt zich ten minste aan de slede vasthouden, om den honden eene zwaarte te doen gevoelen, die hen tot stilstaan brenge, dewijl zij anders met ontzettende snelheid doorgaan.
Wanneer de honden worden aangespannen, steken zij allen den kop omhoog, en verheffen een weemoedig gehuil; maar zoodra de togt begint, verstommen zij eensklaps, en schijnen door honderd nukkige streken om strijd het geduld van den voerman te willen vermoeijen, of zijn leven in gevaar brengen; op de gevaarlijkste plaatsen verdubbelen zij hunnen snellen loop, en, om niet in eenen stroom of van een' steilen berg te worden nedergeworpen, ziet zich de voerman niet zelden genoodzaakt, de slede den woedenden honden prijs te geven. Alsdan vindt hij dezelve of verbrijzeld in het naaste dorp of in het geheel niet weder. Daarbij komt, dat, te midden van den snelsten loop, nu deze dan gene der honden terugspringt, om eene natuurlijke (hier echter, van wege den verpesten reuk, uit het bedorven voedsel voortspruitende, voor den neus des voermans schier ondragelijke) behoefte te voldoen: en dat zij zulks, als ware het opzettelijk, altijd een voor een doen. Overigens zijn zij treffelijke wegwijzers: in de dikste duisternis, die echter zeiden plaats heeft, en te midden der schrikkelijkste sneeuw- en ijsjagten, missen zij den weg niet; ja, zoodra hun meester, van wege te hestigen wind, buiten staat is voort te komen, leggen zij zich bij hem neder, om als 't ware door hunne natuurlijke warmte zijn leven te behouden. Houdt hij stil, om eene verren weg te voet terug te gaan, zoo gaan de honden bedaard nevens de op zijde geworpene slede liggen, en wachten zoo lang, tot hij wederkeert. Is er een storm op handen, dan graven zij zich tot schuilplaats holen in de sneeuw.
Ieder Kamtschadaal houdt ten minste vijf zulke honden na, die hij deels tot verzameling van zijn hout en zijne overige behoeften, deels tot zijne eigene reizen, deels tot ver-