roeren, waarbij zij, in eenen lustigen reidans, rondom denzelven sprongen, en, even als de heksen in macbeth, een rondlied zongen, dat mij de ooren toetten. Na een' geruimen tijd, brak mijn geleider dit koorgezang der Hel-apothekers af. ‘Even als deze geneesheeren eertijds hunne lijders men drankjes, afkooksels, uit- en aftreksels, likpotten, braakmiddelen, bloedzuiveringen, laxeer- en zenuwmiddeltjes kwelden, uit eene stijfhoofdige vooringenomenheid met het een of ander geneeskundig stelsel, zoo behandelt men hen hier. Dat wij juist apothekers tot hunne pijnigers verkozen hebben, geschiedde met goed overleg, omdat wij namelijk bij deze heeren den besten wil vooronderstelden, wanneer het daarop aankwam, om aan hunne onde p'aaggeesten, de artsen, hun hart eens regt te kunnen ophalen.’
‘Thans,’ voer mijn geleider, na eene korte poos, met eene zeer hoffelijke buiging, voort, ‘thans, mijn geëerde Heer! hebt gij de voornaamste merkwaardigheden van ons rijk bezigtigd, en zoo ik hoop, uwe weetgierigheid voldaan.’
‘Voorzeker,’ antwoordde ik, ‘en ik ben u daarvoor zeer verpligt; veroorloof mij slechts ééne aanmerking, voordat ik u verlaat. Ik vind namelijk, met verwondering, niet het tiende gedeelte van die schurken en schelmen in de Hel, welke ik dacht daarin te vinden. Ik vrees, dat gij geene naauwkeurige aanteekening van dezelven houdt, of dat men ook van uwe lijsten moet zeggen, wat zij dikwijls hier boven zijn, slechts ijdele formaliteiten.’
‘Ha ha ha!’ hernam de Duivel, en meende zich bijkans te bersten te lagchen over mijne kortzigtigheid. ‘Gelief maar eens die festons daar boven aan de zoldering in oogenschouw te nemen!’
Ik zag omhoog, en nu eerst ontwaarde ik, dat tusschen de pilaren, welke het verbazend gewelf der Hel ondersteunden, festons rondliepen, welke inderdaad éénig in uitvinding en smaakvolle schikking waren. Zij bestonden, namelijk, bij nadere beschouwing, uit eene lange guirlande van schelmen, bedriegers, dieven en boeven, aanzienlijke en geringe, arme en rijke, kleine en groote, welke op aarde niet gehangen waren, en nu hier hun loon ontvingen, daar zij, als lijsters en snippen, aan een schier eindeloos koord geregen, in sierlijke festons - gelijk de Duivel schertsend zeide - waren opgeknoopt.