van het Théåtre-Français eenige voordeel te trekken van zijnen dramatischen arbeid. Hij nam dieusvolgens zijn Treurspel weer in handen, en lapte er nog een aantal Alexandrijnen aan.
Naardien intusschen de zaken zich tot zijn voordeel wendden, en hij met ongeloofelijke snelheid steeds hooger steeg, bleef dit maagwerk liggen; doch hij vergat het daarom niet geheel. Wanneer hij zich vervolgens Keizer had gemaakt, kwam het stuk hem weder in gedachten, en hij brandde van begeerte, hetzelve ten tooneele te voeren. Daar hij echter wenschte, dat dit Treurspel met algemeene toejuiching wierd ontvangen, droeg hij den Dichter luce de lancival op, hetzelve eenigzins om te werken en te verbeteren. Dit geschiedde met veel zorgvuldigheids; en, ofschoon het Treurspel zich evenwel nog niet boven het middelmatige verhief, was het ten minste niet slechter, dan vele andere, die ten tooneele werden gevoerd.
Het kwam nu daarop aan, het stuk, alzoo verwerkt, te doen spelen. Het werd dus, op de gewone wijze, het Théâtre-Français toegeschikt. Bij de voorlezing werd het eenstemmig, als te slecht, verworpen. De voorgewende schrijver vond zich hierdoor niet zwaar beleedigd; hij nam het handschrift zeer bedaard terug, en berigtte buonaparte het voorgevallene. Buonaparte bleef niet zoo bedaard.
Eenige dagen daarna, wanneer de Tooneelspelers weder bijeenkwamen, verscheen een stalkuecht des Keizers, en bragt het stuk met een bevel aan dezen terug van den volgenden inhoud: ‘De Histrionen (Tooneelspelers) van het Théâtre-Français zullen, van dezen dag af gerekeud, na verloop van ééne maand het Treurspel ten tooneele voeren, dat zij zoo onbedacht en dom geweest zijn te verwerpen.’ (Was geteekend: Napoleon.)
Dit schrikwekkend bevel vervulde al de Tooneelspelers met angst. Zij trachtten ijlings door hunne gehoorzaamheid alles weder te vergoeden. Het stuk werd aanstonds bestudeerd; men maakte zich door herhaalde proeven hetzelve geheel eigen; het werd, nog vóór den bepaalden tijd, op het tooneel gebragt, en vond, onder deze omstandigheden, gelijk men denken kan, grooten bijval. Alle Tijdschriften vermeldden hetzelve met den hoogsten lof, met uitzondering alleen van geoffroy, wien men de ware toedragt der zake verzweeg, wijl men hem de eer des mededeelens niet waardig achtte.