Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1817
(1817)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 481]
| |
van den laatsten Veldtogt van napoleon, op bl. 31 en 32, met warmte melding maakten van den edelen tegenstand, aan den overweldiger geboden door de Zwitsers en derzelver moedigen bevelhebber, den Graaf d'affry, - niemand zal het kunnen afkeuren, dat wij insgelijks zorg dragen, om de gedachtenis te bewaren van den moed en de deugd van vier ambtenaren, die, alleen en op zich zelven staande, onder een groot getal gewapenden, door muit- en baatzucht aan het hollen gebragt, met de zeldzaamste volharding elk aanzoek tot erkentenis van en onderwerping aan den geweldenaar bleven weigeren; te minder nog, daar onder deze edelen is een geboren Nederlander, en een ander, die, hoezeer in Duitschland geboren, tot het vaderland de naauwste betrekking heeft, vermits hij gedurende vele jaren aanzienlijke eereposten onder ons bekleedt, thans den kring onzer letterkundigen met glans versiert, en, misschien meer dan iemand anders, door het handhaven van den roem der Nederlandsche letterkunde buitenlands, zich bij dezelve zeer verdienstelijk maakt. Het zijn de Heeren stephanus greeve en christiaan frederik haug, waarvan de eerste, van Amersfoord geboortig, voorheen onderwijzer der teekenkunst bij de Militaireschool in den Haag was, en later Hoogleeraar werd te La Fleche; en de tweede, te Stuttgard geboren, voorheen Hoogleeraar der Geschiedenis en schoone Wetenschappen alhier, tot hetzelfde ambt aldaar geroepen was.
Ingevolge besluit van den Koning van Frankrijk, in den jare 1814 genomen, was er, behalve de Militaire-school te St. Cyr, eene tweede school gevestigd in gemelde stad La Fleche, welke gelegen is in het Departement Sarthe, zestig uren van Parijs. Aldaar waren bij de tweehonderd Elèves geplaatst, wier getal op zeshonderd zoude gebragt worden. Aan vijftien Hoogleeraren was het onderwijs in de verschillende wetenschappen toevertrouwd. Men verwachtte eene nieuwe organisatie, in Maart van den jare 1815; dan - buonaparte verscheen, en nu werd alles ontbonden. Nergens misschien vertoonde de zucht voor denzelven zich met meer drifts, dan onder de leerlingen op deze scholen, die meerendeels zonen waren van officieren en ambtenaren, door den oorlog | |
[pagina 482]
| |
gestegen en gevallen. De Generaal de chauvigny, Kommandant dezer inrigting, voegde zich bij den Hertog van bourbon, en vertrok uaar Nantes; de Graaf de meulan, Kolonel, maakte zwarigheid het commando op te nemen, en zoo was alles zonder opperhoofd en eenig bedwang. Napoleon zond eerlang den Generaal meunier derwaarts, die geheel aan hem was toegedaan. Nu kwamen er weldra andere Chefs, Officieren en Professoren; en zij, die nu het meest in drift en hevigheid uitmunteden, hadden het beste uitzigt op bevordering. Een der eerste maatregelen was, om van de ambtenaren eene verklaring van gehechtheid en trouw aan den overweldiger te vergen; en dit werd spoedig gevolgd van het vorderen der onderteekening van de beruchte akte, waarbij de bourbons voor eeuwig vervallen verklaard werden van den Franschen troon. Alle ambtenaren te St. Cyr, de meeste te La Fleche waren zoo ijverig voor het een als ander, en teekenden alles; dan, op de laatste plaats stootte men het hoofd bij vier Hoogleeraren. Hoezeer van dezen, bij de bevestiging in hunne bedieningen van 's Konings wege, geen eed gevergd was, beschouwden zij zich aan denzelven verbonden, en weigerden de teekening van alle verklaringen voor napoleon. Behalve de Heeren haug en greeve, waren het de Heeren ... le roux, Professor der Mathesis, voorheen aan de Universiteit te Parijs, een man van hooge jaren, beproefde braafheid en erkende kunde; en ... stadler, Professor der Hoogduitsche Taal en Letterkunde, voorheen te Tournon, insgelijks zeer ervaren in zijn vak. Over dezen tegenstand en deze weigering stond een ieder verbaasd. In het eerst werden er allerlei belosten aangewend, later allerlei bedreigingen; dan alles vergeefs. De laatste stegen met den dag bij toenemenden wrevel, zoo zelfs, dat men het gemeen aan den gang hielp, hetwelk niet zelden met hun geschreeuw: vive l'Empereur! en: vive la Liberté! de woorden: à bas les etrangers! (weg met de vreemden!) vereenigde. Eindelijk dacht men zeker te zijn van eenen meer gunstigen uitslag, toen men de gemelde pogingen voor de derde reis herhaalde, en aan hen het bekende aanhangsel op de Constitutiën voorlegde, ter bevestiging van napoleon op den troon. Men eischte stellig en sterk, dat zij, gelijk de overigen, hierop hunne vrije stem zouden uitbrengen, en ja zeg- | |
[pagina 483]
| |
gen; dan ook dit werd met waardigheid geweigerd. De Maire, een man, afkomstig uit het edel geslacht van d'aubigny, die zeer veel bescheidenheid had laten blijken, en hun zelf met voorzigtigheid berigt had gegeven van hetgeen er voorviel, kwam nu bij hen, en betuigde, dat zij, zonder toetreding in dezen, niet zouden te redden zijn; dat deze processen-verbaal naar Parijs moesten worden opgezonden; dat dezelve moesten dienen voor het zoogenaamde Meiveld; dat hij bijzonder rapport zou moeten doen, enz. Ook nu bleven zij zich zelven gelijk, en weigerden zij den schijn zelfs van hulde. Dit wekte de grootste verwondering; men sprak niet dan van revolutionaire maatregelen, van arresten, gevangenis, opzending naar Parijs, militaire regtbanken, vonnissen en wat dies meer zij, en men zag met vreeze uit naar de orders uit de hoofdstad. Eindelijk kwamen deze; en, daar men zich aldaar te zwak gevoelde om wreed te zijn, bepaalden zich dezelve daarbij, dat zij gesteld werden onder het toezigt van de hooge Policie, en tevens, dat de Maire om zijne gematigdheid werd afgezet. Nu zagen zij zich verstoken van allen omgang en alle briefwisseling met vrienden en vreemden; zij stonden geheelenal alleen en op zich zelven, zonder bescherming van iemand, en moesten het ergste vreezen, vooral toen het gevaar van de zijde der Royalisten voor de Napoleonsgezinden nader kwam, en die van de Vendee de stad La Fleche met een' aanval bedreigden. De Generaal meunier trachtte nu alle Hoogleeraren en ambtenaren, zoo wel als de jongelingen, te doen wapenen, ten einde zoo veel tegenstand te bieden als mogelijk was. Ook dit aanzoek werd aan hen gedaan, dan tevens geweigerd; en deze weigering deed hunnen hagchelijken toestand dagelijks toenemen. Gelukkig kwam er eerlang afwending van het groot gevaar door den slag van Waterloo; dan nu vernam men eerst, wat men hun aangaande had voorgenomen, en in welke verschrikkelijke gevaren van fusilleren of guillotineren zij geweest waren, indien zij zich maar eenigzins onvoorzigtig hadden uitgelaten. Het treurige in hunnen toestand werd geenszins geheel opgeheven of veranderd; het scheen, dat zij vergeten werden; het bevel tot mijding bleef bestaan, en, daar de wrevel en euvelmoed onder de Buonapartisten wel gefnuikt, | |
[pagina 484]
| |
doch niet beteugeld werden, hadden zij dikwijls te worstelen met onaangenaamheden van allerlei aard. Op den 3den van Oogstmaand veranderde dit alles, toen de Pruissische kavallerij onder den Generaal von hobe de stad La Fleche bezette. De Heer haug werd nu door den Maire d'aubigny, die spoedig hersteld werd, uitgenoodigd, om voor tolk tusschen den Pruissischen Generaal en de Regering te dienen. Hij onttrok zich niet, om de Regenten en het volk, waarvan velen hem zoo zeer bedreigd hadden, van dienst te zijn, en belastte zich tevens met de werkzaamheden der administratie. gedurende twee maanden bleef hij in dezen moeijelijken werkkring, zeer tot genoegen aan wederzijden. Hij ontving niets ter belooning. Dan, toen hij in den jare 1816 herwaarts werd beroepen, om den vroeger bekleeden post, als Hoogleeraar der Geschiedenis en fraaije Wetenschappen aan de Koninklijke school voor Artillerij en Genie te Delft, op nieuw te aanvaarden, ontving hij de meest vereerende blijken van achting en goedkeuring van de voornaamste Regenten en ambtenaren, zoo van de stad als van de school, met name van den Graaf de meulan, die van 's Konings wege wel het opperbevel opnam, doch niet slagen konde om de orde en gehoorzaamheid onder de Elèves te herstellen. Wij hebben deze verklaringen en dankbetuigingen gezien. De Heer greeve is alsnog in de gemelde betrekking aan de school te La Fleche. Het komt ons voor, dat de Buonapartisten zelve verstomd gestaan hebben over den moed en de volharding van deze edelen, en dat hierdoor de besluiteloosheid tot het nemen van ernstige maatregelen is veroorzaakt. - Zoo werd dan ook hier bewezen, dat aldaar de geweldenaar niets vermag, waar het gevoel van eer met godsvrucht gepaard gaat. Wellust is het, om deze namen bekend te maken; pligt, om ze bekend en in zegening te houden. Hiertoe strekke deze poging! |
|