| |
Brazilië.
Dit land, hetwelk thans de aandacht van zoo velen vestigt, werd in April van het jaar 1500 door pedro alvarez cabral ontdekt, toen hij, om de windstilten te ontgaan, welke aan gene zijde van Afrika dikwijls de groote reis vertragen, genoodzaakt werd, aan eene kust te landen, welke zich in het westen vertoont.
Welk een grief voor den grooten columbus, door eenen
| |
| |
storm het verbazende vaste land ontdekt te zien, hetwelk aan zijne kunde, vlijt, ijzeren volharding en geduld scheen toe te behooren! want, ware het niet eene kleinigheid geweest, ten zuiden van het ontdekte West-Indië verder langs de kust te varen, en dus geheel Zuid-Amerika aan zich te onderwerpen?
Cabral vond onder den 15o zuider breedte eene veilige haven, welke hij dan ook Porto Seguro noemde. Volgens gewoonte plantte hij aldaar, ten blijke van bezitneming, een kruis, waardoor dit nieuw ontdekte land, in den beginne, Santa Cruz genoemd werd. Koning emmanuel veranderde denzelven in de tegenwoordige benaming van Brazilië, (van Brazas, vuurgloed) naar de gloeijende kleur van het aldaar gevonden voortreffelijk verfhout.
Van eene bijkans driehoekige gedaante, wier grondvlakte tegen den Maranon steunt, heeft Brazilië waarschijnlijk de verbazende uitgebreidheid van negentigduizend vierkante mijlen. Tegen de woede der zee is dit land op eene verwonderenswaardige wijze beveiligd. Een slechts hier en daar afgebroken bolwerk van vaste, scherpe rotsen loopt langs de kust heên, en breekt de trotsche golven. Dit bolwerk behoort mede tot de verwonderenswaardigste verschijnselen in de natuur, daar hetzelve waarschijnlijk het gewrocht is van de bijkans mikroskopische koraaldieren.
In een land van de heete luchtstreek, hetwelk zich 800 mijlen verre langs de zee uitstrekt, en hetwelk, wanneer men aanneemt, dat het ten westen door den Javari - stroom begrensd wordt, 500 mijlen lengte heeft, en daarbij van vele hooge bergen doorsneden is, welk eenen rijkdom en welke menigvuldigheid van voortbrengselen mag men dáár niet verwachten! Juist deze ligging langs de zee en deze bergen leveren de schoonste luchtsgesteldheid op. De zeewind verkoelt de lucht zoo wel als de wind, die van de bergen waait. Zelfs wanneer de zon in den keerkring staat, en dus loodregte stralen schiet, gevoelt men geene overmatige hitte. Even als alle andere landen onder en bij de keerkringen, heeft Brazilië twee jaargetijden, het natte en het drooge. In den zomer wedijveren hitte en vochtigheid; de winter is ook wel warm, maar droog. In dezen goeden jaartijd is de zee zelden onstuimig, en des nachts met eenen phosphorgloed
| |
| |
overdekt. De hemel is meestal helder; men kan bij het maanlicht lezen.
Van vele groote en kleine stroomen en rivieren doorsneden, waaronder de verbazende Maranon met zijn uitgestrekt stroomgebied, is het binnenland in de voordeeligste en schoonste verbinding gebragt, hier met den Atlantischen Oceaan, en dáár met Peru en Chili.
De kust van Brazilië is, door de natuur, met vele insnijdingen voorzien, waardoor vele havens en ankerplaatsen ontstaan. Het groote eiland Juanes, of Marajo, hetwelk door den zamenloop der beide geweldige stroomen, de Maranon en de Para, gevormd wordt, is de stapelplaats voor alle waren van de uitgestrekte provincie Para. De hoosdstad van dit eiland beschrijft condamine aldus: ‘Wij dachten, dat wij naar Europa waren verplaatst. Hier zagen wij eene groote stad, regte straten, schoone huizen, welke reeds sedert vele jaren van steen gebouwd zijn, en prachtige kerken. De onmiddellijke handel met Lissabon maakt het voor de inwoners gemakkelijk, om zich van alle gerijfelijkheden te voorzien. Zij verkrijgen de goederen van Europa door ruiling tegen de voortbrengselen des lands, welke uit de binnenlanden worden aangevoerd. Dezelven bestaan in goudstof, best van het welriekend krabbenhout, sassaparille, banille, suiker, koffij, en vooral in cacao.’
Belangrijker voorzeker is de haven en stad Olinda, of Fernambuc. Zij heeft verscheidene duizend inwoners, en eene groote menigte Negers. Deze beroemde plaats is op eenige heuvelen gebouwd, aan de kleine rivier Biribiri. De handel van de schoone provincie Fernambuc bestaat, behalve uit eene menigte suiker, huiden en katoen, voornamelijk uit het beroemde verfhout, hetwelk, onder den naam van Fernambuc- of Braziliën-hout, genoegzaam bekend is. Dezen boom noemen de Indianen arabutan; hij is zoo dik en hoog als onze eik, ja er zijn er, welke drie mannen slechts omvatten kunnen. Zijn bloesem heeft eenen aangenamen reuk. De schors is zeer dik, uitwendig grijsachtig en met stekels bezet, inwendig rood. Het hout is verbazend hard, laat zich uitmuntend wel polijsten, en zoude fraaije meubelen opleveren, hoewel het alleenlijk gebruikt wordt om te verwen. De jaarlijksche uitvoer daarvan wordt op twee millioenen ponden, voor omtrent 458,333 guldens, geschat.
| |
| |
Verder naar het zuiden toe ziet men de even groote als nuttige Allerheiligen-baai, (Bahia dos todos os Santos.) Zij vormt eene voortreffelijke, voor elken wind veilige, haven, voor de talrijkste vloten. De invaart in de haven is aan de zuidzijde, wordt door eilanden gevormd, en door het fort Antonio beschermd. In deze groote baai ontlasten zich zes rivieren, welke allen bevaarbaar zijn. Men denke zich hierbij de schoone, vruchtbare eilanden, weelderig met katoenboomen en andere Europesche planten begroeid, benevens de aanzienlijke handelstad St. Salvador, tegen de heuvelen leunende, en men heeft eene voorstelling van dit groote, heerlijke tafereel.
Hierop volgt de aanzienlijke, het eerst ontdekte, haven Porto Seguro, welke aan de geheel provincie haren naam heeft medegedeeld. Eene reeks van rotsen, welke in eene uitstekende landtong eindigen, vormen eenen veiligen dam. Bij het inloopen in deze haven geniet men een allerfraaist gezigt. Digt aan de zee vertoont zich eene rij van visschershutten, welke van voren door de zwaaijende takken der kokospalmboomen, van achteren door oranjeboomen overschaduwd worden. Verder naar achteren ziet men het wilde geboomte; van tallooze paden doorsneden, vormt dit eenen heerlijken lusthof, die overvloedig verlevendigd wordt door de schoonste vogelen. Aan de noordzijde verheft zich een steile heuvel, op wiens rug men de stad ontwaart. Langs de rivieren liggen de plantsoenen en buitenplaatsen der rijken; want ook deze stad wint zeer veel door haren aanzienlijken handel. Deze schoone landstreek is, behalve de ontelbare andere voortreffelijke planten, ook met de welriekendste balsemboomen gezegend. Om dezen balsem te verkrijgen, wordt de boom zelf omgehakt; de dan uitstroomende balsem wordt in platte vaten opgevangen en naar Europa gebragt; hij komt den balsem copaivoe en tolu nabij.
Thans komen wij aan eenen inham des oevers, welke, als haven beschouwd, tot nu toe door de Portugezen het best gebezigd is; dit is namelijk Rio Enero, (Janeiro) waaraan de hoofdstad van geheel Brazilië is gelegen, die ook wel St. Sebastian genoemd wordt. De invaart en het gezigt van deze gewigtige haven zijn uitmuntend. Naauwelijks is kaap Frio omzeild, of men ontwaart eene opening in den groenen zoom der kust. Deze spleet vertoont zich als een naauw portaal
| |
| |
tusschen twee verhevenheden van vast graniet. Daar deze geheel naakt zijn, zoo leveren zij een treffend kontrast op met den weelderigen plantengroei, waarmede het overige der kust bekleed is. Komt men der openinge iets nader, dan ziet men, dat de rots ter linkerzijde uit één enkel, groot, naaldvormig stuk graniet, 680 voeten hoog, bestaat. De tegenover staande verhevenheid bestaat ook wel uit zulk eene naakte rots, maar derzelver top rijst niet zoo steil in de hoogte. De geheele ingang is met forten en batterijen bezet; maar welk een heerlijk schouwspel vertoont zich na de doorvaart door dit kanaal! Eene onafzienlijke watervlakte breidt zich in het bekoorlijkste land wel 30 mijlen verre uit, omzoomd met eenen krans van majestueuze bergen, welke het heerlijkst kleurenspel vertoonen, en zich tot in de wolken verheffen. Men verbeelde zich, hoe deze, in den beginne naauwe, watervlakte zich allengskens tot eene breedte van 12 mijlen uitzet; hoe zij overal met kleine eilanden, van verschillende grootte en gedaante, bezaaid is, welke door de schoonste plantenkleuren het oog, en door de liefelijkste geuren den reuk streelen; op den achtergrond bergen, overladen van de prachtigste boomsoorten dezer luchtstreek; aan de eene zijde verscheidene forten, aan de andere de groote, schoone stad met haren omtrek - welk een genot!
Hoewel de Portugezen niet veel tot verfraaijing van dit groot geheel deden, hebben zij echter de negatieve verdienste, dat zij niets ontsierden. De ligging der stad is zeer goed gekozen; en het geheel is niet beneden de waardigheid eener hoofdstad van zulk een aanzienlijk rijk. Het paleis van den Koning, de Obeliske en andere gebouwen zijn van zuiver graniet, dat door zijne schitterende gloeddeeltjes de oogen verblindt. Het schoonste, en waarlijk een prachtig-werk, is de groote waterleiding. Op eene dubbele rij van gemetselde bogen, wordt het water, door aan elkander hangende steenen goten, van de bergen, over een bekoorlijk dal, in eenen steenen bak geleid, welke digt bij de stad op eenen heuvel ligt, en waardoor alle pompen der stad van water worden voorzien. De romaneske ligging van het dal, bekleed met gebouwen van allerlei soort, levert voor het oog een heerlijk gezigt op.
Dit zijn nagenoeg de voornaamste plaatsen en havens langs de kust van Brazilië. Eene enkele inzage in eene goede kaart,
| |
| |
echter, is voldoende, om ons te overtuigen, dat de vele monden van aanzienlijke rivieren voorzeker eene betere beziging toelaten, wanneer de vermeerderde bevolking en de bloeijende koophandel door wijze inrigtingen der regering geholpen wordt.
Het binnenland is bijkans eene terra incognita. Wij weten slechts, dat het van ontzaggelijke bergketenen doorsneden is, en een groot tafelgebergte bezit, waaruit de meeste rivieren ontspringen. Wat mogen wij dus niet verwachten, wanneer dit uitgestrekte land eens, door moedige en kundige natuuronderzoekers, doorreisd en onderzocht wordt, en wanneer zij ons dan, zonder achterhouding, al het merkwaardige mededeelen, hetwelk zij in de aardrijkskunde en natuurlijke historie ontdekken!
Behalve eene vrij aanzienlijke menigte van goud en zilver (hoewel, tot nu toe, niet met Peru en Mexiko te vergelijken) en behalve eenen verbazenden rijkdom in diamanten, saffieren, topazen enz., waarvan er eertijds jaarlijks wel 60,000 karaat naar Europa gezonden werden, is Brazilië een der rijkste landen van de heete luchtsteek, in alle soorten van voortbrengselen. Uit het rijk der planten, vindt men hier, benevens de voornoemde verfhouten, ook den onwaardeerbaren koortsbast, den braakwortel en andere voortreffelijke geneesmiddelen; groote en zoete druiven, en onze Europesche eiken-, dennen-, en cipressen-boomen, komen hier ook zeer goed voort, zoo dat men te regt met humbold mag zeggen: ‘De bewoner van deze schoone luchtstreek geniet het gezigt van alle soorten van planten. De aarde vertoont hem in ééns alle hare veelvuldige voortbrengselen, en de gestarnde hemel, van pool tot pool, verbergt geene van zijne schitterende werelden voor hem.’ - Nog rijker is Brazilië in voortbrengselen uit het rijk der dieren. Wanneer men nagaat, wat Mejuffvrouw merian ons uit het veel kleiner Guyana geleverd heeft, wat mag men dan niet uit een land verwachten, hetwelk onder dezelfde luchtstreek ligt, maar eenen veel grooteren omvang en een meer afwisselend klimaat heeft? In de eerste plaats gewaag ik hier van de cochenille, welke ook in dit land genoegzaam gevonden wordt. Van de schoonste, veelkleurige vlinders vindt men hier eenen verbazenden overvloed. Van de verwonderenswaardigste mieren ziet men velerhande soorten. De tweeslachtige dieren zijn zoo ver- | |
| |
schillend, als ten deele vreesselijk. De verbazende reuzenslang verslindt ook hier het wild, hetwelk haar te nabij komt. De ratelslangen hebben hier een vee, verschrikkelijker gif, dan in
Carolina; en eenige schrijvers spreken van twee soorten van ontzaggelijke waterslangen. - Hoe onnoemelijk rijk zijn de bosschen van Brazilië aan de schoonste vogelen! Bijkans alle de groote, langstaartige, heerlijk gekleurde lori's, wegens hunne gestalte ook wel Indiaansche raven genoemd, zijn hier te huis; ook leven hier de schoon gekuisde kacodoes; en van het talrijke geslacht der papegaaijen, waarvan wij tot nu toe 200 soorten kennen, kan men wel de helft als bewoners van Brazilië aanmerken. Een niet minder schoon gekleurd, hoewel minder talrijk geslacht van vogelen, van het meest zonderlinge maaksel, de toucans, zijn dit land geheel eigen. Dit is een vogel, wiens fraai gekleurde bek de grootte van het geheele overige ligchaam evenaart. Van het groot aantal der bevallige kolibri's vindt men de meeste soorten in Brazilië, en onder dezen de allerkleinste, tominejoo genoemd, welke met zijn nest te zamen naauwelijks 24 greinen weegt. Neyens dezen kleinsten vogel ziet men dikwijls ook den allergrootsten, den Amerikaanschen struisvogel, in de binnenlanden.
De meeste viervoetige dieren der aangrenzende landen bewonen ook Brazilië. Van de apen vindt men er vooral de schoone mico, met fijn blinkend zilverhaar over het ligchaam en een rozerood hoofd; de coendu, een stekelvarken met eenen slingerstaart, waarmede het zich, even als de makis, aan de takken der boomen vasthoudt; eigene soorten van tapirs, luiäards, miereneters, koatis, tijgerkatten en schildvarkens ziet men hier, behalve de allernuttigste huisdieren. - Bijkans nog rijker dan het land zijn de wateren van Brazilië bezield. Eene menigte van visschen in de rivieren, niet minder in de meren en in de zee. Ook in de wateren van Brazilië vindt men de lamentin of manati, welke tot de fabelen van de Ypupiapra, de Tritons en Nereïden heeft aanleiding gegeven. Een Portugeesch schrijver zegt van deze dieren, dat hun aangezigt slechts daarin van het menschelijke afwijkt, dat de oogen wat dieper liggen.(?)
Dit is nagenoeg een tafereel der natuurlijke gesteldheid van Brazilië. Voorzeker moest men van zulk een uitgestrekt land meer kunnen zeggen; maar tot nu toe is het belangrijkste met
| |
| |
den digten sluijer der geheimhouding overdekt. Wij wenschen, dat deze sluijer zal opgeligt worden, zoodra de uitverkoren stoet van geleerden, welke de nieuwe Vorstin daarheên zal verzellen, in zijne pogingen en onderzoek zal ondersteund worden.
Wij zagen, dat de zee en de bergen in dit land den gloed der loodregte zonnestralen matigen; dat ontelbare stroomen, waarvan er eenige tot de grootsten der aarde behooren, hetzelve met andere landen en met den Oceaan in verband brengen; dat niet alleen alles, wat de heete aardgordel oplevert, maar zelfs de voortbrengselen der noordelijke wereld, onze huisdieren en verscheidene Europesche gewassen, in Brazilië gevonden worden. Men verbeelde zich de schatten, welke de weinig ontgonnen grond reeds oplevert, en men rekene hierbij de duizendmaal grootere, even gunstig gelegene, uitgebreidheid van rustende aarde; men voege hier nog bij de voordeelen, die de zee en de stroomen voor den wederkeerigen ruil- en koophandel aanbieden - welke uitzigten voor de toekomst!
Welke menschen in dit gezegend deel der aarde leven, of en hoe zij dezen zegen, tot nu toe, gebruiken - zullen wij in het vervolg aanwijzen.
(Het vervolg hierna.) |
|