gedaan, en deze kunst daardoor tot eene meerdere volkomenheid gebragt hebben.
De eenvoudige bewerking van den Steendruk is deze:
Nadat de steenen genoegzaam glad geslepen zijn, (en wel meer- of minder, naar mate men óf met de pen óf met zwart krijt er op wil teekenen) teekent men op dezelven met eene scheikunstige inkt of met een krijt, die voornamelijk uit oliën en vetdeelen bestaan; dan worden de steenen met een verdund salpeterzuur overgoten, om het inzuigen des waters te bevorderen; en vervolgens met gom overdekt, om dezelven voor bederf te bewaren. Om nu eenen afdruk van deze steenplaat te maken, wascht men eerst de gom daarvan af, bevochtigt dezelve dan, en zwart ze in door middel van eene met leder bekleede tampon; bevestigt de plaat dan in eene holle tafel, waarover eene ijzeren rol gaat, welke door wrijving den afdruk geeft.
Deze zeer eenvoudige bewerking levert groote gerijven voor de kunst op, om namelijk teekeningen van zwart en rood krijt na te bootsen, om oorspronkelijke stukken op eene misleidende wijze af te drukken, om teekeningen met de pen en in de gewasschen manier te vermenigvuldigen, en eindelijk om muzijk te drukken.
De Kommissie der Fransche Akademie van schoone Kunsten merkte in de bewerking van den Heer engelman nog twee groote zwarigheden op; te weten, dat het teekenkrijt, hoewel het zich liet aanscherpen, echter te veel aan warmte of vochtigheid onderhevig was, en dat er zeer vele oefening vereischt werd, om met zijne inkt te teekenen. Deze twee zwarigheden zijn door de vinding van onze voornoemde Amsterdamsche kunstenaars verholpen, daar zij een teekenkrijt hebben uitgevonden, dat even goed teekent, zich laat aanscherpen, en de punt zoo goed houdt, als gewoon goed zwart krijt; ook vinden zij het teekenen met inkt, naar hunne nieuwe manier, niet meer zoo moeijelijk. Daarenboven hebben zij wezenlijke verbeteringen in de werktuigelijke zamenstelling der pers gemaakt, welke