Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1817
(1817)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 159]
| |
wendillus, trouwde geertrui, en beklom den troon. Hamlet, om zijns ooms naijver te ontgaan, veinsde verstandeloosheid, en werd voorgesteld als zulk eenen afkeer hebbende van valschheid, dat, schoon hij bij aanhoudendheid de meest ontwijkende en belagchelijke antwoorden verzon, hij het nogtans kunstiglijk zoo beleide, van nooit af te wijken van de waarheid. Fengo, de wezenlijkheid van zijn verstandsverlies verdenkende, poogde, langs verschillende wegen, den waarachtigen toestand zijner ziel te ontdekken: onder andere vertrok hij van Elseneur, belegde eene zamenkomst tusschen hamlet en geertrui, begrijpende, dat de eerste zijne wezenlijke gevoelens voor zijne eigene moeder niet zou bedekken, en beval eenen hoveling, zich, buiten weten van beiden, te versteken, met oogmerk om hun gesprek af te luisteren. De hoveling begaf zich, gevolgelijk, in het vertrek der Koningin, en verschool zich onder een' hoop strooGa naar voetnoot(*). Hamlet, bij het binnentreden van het kabinet, de tegenwoordigheid van eenigen verspieder vermoedende, bootste, naar zijne gewone vertooning van krankzinnigheid, het gekraai van eenen haan na, en, klappende met zijne armen als met wieken, sprong hij op den hoop stroo, en, den hoveling gevoelende, trok hij zijn zwaard, en maakte hem onmiddellijk af; vervolgens sneed hij het ligchaam aan stukken, kookte het, en gaf het den varkens. Daarna, zijner moeder belijdende, dat hij slechts den dwaas vertoonde, verweet hij haar haar bloedschendig huwelijk met den moordenaar haars gemaals, en besloot zijne rede met te zeggen: ‘In plaats, derhalve, van mijne zinneloosheid te beklagen, beschrei uwe eigene schande, en leer de ontaarding uws eigen gemoeds beweenen!’ De Koningin zweeg, doch werd door deze waarschu- | |
[pagina 160]
| |
wingen tot de deugd teruggeroepen. Fengo keerde terug naar Elseneur, zond hamlet naar Engeland, onder het opzigt van twee hovelingen, en verzocht den Koning, bij eenen brief, hem ten dood te brengen. Hamlet ondekte en veranderde den brief, zoo dat de Koning, bij hunne aankomst in Engeland, de twee hovelingen onmiddellijk liet van kant maken, en zijne dochter verloofde aan hamlet, die verbazende blijken gaf van een verheven verstand. Met het einde des jaars keerde hij terug naar Denemarken, en ontstelde het hof door zijne onverwachte verschijning, daar er een gerucht van zijnen dood verspreid was, en toerustingen gemaakt werden tot zijne uitvaart. Zijne gemaakte krankzinnigheid hernomen hebbende, wondde hij met opzet zijne vingers, terwijl hij zijn zwaard trok, hetwelk de omstanders onmiddellijk in de scheede vastmaakten. Vervolgens noodde hij de voornaamste edelen tot een feest, maakte hen dronken, en bedekte hen in dien toestand met een groot gordijn, dat hij met houten pennen aan den grond vastmaakte; vervolgens stak hij den brand in het paleis, en de edelen, in het gordijn besloten, kwamen om in de vlammen. Gedurende dit voorval, begaf hij zich wederom naar fengo's vertrek, en, het zwaard nemende, dat ter zijde van deszelfs bed lag, leide hij zijn eigen in de plaats. Nu wekte hij hem, en berigtte hem, dat hamlet gekomen was om den moord zijns vaders te wreken. Fengo sprong van zijn bed, greep het zwaard, doch, buiten staat hetzelve te trekken, viel hij door de hand van hamlet. Des anderen daags, terwijl het gemeen zich verzameld had om de ruïnen van het paleis te bezigtigen, riep hamlet de overgeblevene edelen bijeen, en leide, in eene meesterlijke aanspraak, de beweegredenen open van zijn gedrag, bewees, dat zijn oom de moordenaar van zijnen vader was geweest, en besloot met de volgende woorden: ‘Vertrap de asch van het monster, dat, de vrouw zijns vermoorden broeders bezoedelende, bloedschande bij broedermoord | |
[pagina 161]
| |
voegde, en met de drukkendste tirannij over u heerschte! Ontvang mij als den dienaar eener regtvaardige wraak, als iemand, die deel neemt in het lijden van zijnen vader en van zijn volk! Beschouw mij als den persoon, die de schande van zijn vaderland heeft afgewasschen, de eerloosheid zijner moeder vernietigd, en u verlost van de willekeur eens monsters, welks misdaden, ware hij blijven leven, dagelijks zouden zijn toegenomen, en uitgeloopen op uwe vernietiging! Erken mijne diensten; en, zoo ik het verdiend heb, bied mij de kroon aan: beschouw in mij den bewerker dezer voordeelen; geen ontaarde, geen moordenaar der zijnen, maar den regten erfgenaam des troons, en den ouderlievenden wreker van 's vaders dood! Ik heb u ontrukt aan uwe slavernij, u in vrijheid hersteld, en uwe eer gezuiverd. Ik heb eenen dwingeland vernietigd, en over eenen moordenaar gezegepraald. De vergelding is in uwe handen; gij kunt de waarde mijner diensten schatten, en op uwe deugd bouw ik mijne hoop en verwachting van belooning.’ Deze aanspraak had de verlangde uitwerking; het grootste gedeelte der vergadering stortte tranen, en allen riepen hem voor Koning uit, te midden van herhaalde toejuichingen. Hamlet begaf zich, kort na zijne verheffing, te scheep naar Engeland, en liet een schild maken, waarop de voornaamste bedrijven van zijn leven waren afgebeeld. De Koning ontving hem met geveinsde betooningen van blijdschap, verzekerde hem op eene logenachtige wijze, dat zijne dochter dood was, en beval hem aan, naar Schotland te trekken als zijn gezant, en aanzoek te doen bij de Koningin hermetruda. Hij gaf dezen neteligen raad in de hoop, dat hamlet zou omkomen in de poging, daar de Koningin, die opmerkelijk was om hare kuischheid en wreedheid, zulk eenen afkeer had van alle huwelijksvoorslagen, dat geen harer vrijers het lot ontkomen was van te vallen als een offer harer wraak. Hamlet, in spijt aller zwarighe- | |
[pagina 162]
| |
den, volbragt de zending, verkreeg, door hulpe van zijn schild, hetgeen der Koninginne een gunstig denkbeeld inboezemde van zijne wijsheid en moed, haar ten huwelijk, en keerde met haar naar Engeland weder. Onderrigt door de Prinses, aan welke hij was verloosd geweest, dat haar vader op zijne vermoording dacht, vermeed hamlet dit noodlot door zich onder zijne kleederen te wapenen, bragt den Koning van Engeland ten dood, en zeilde naar Denemarken met zijne twee vrouwen, alwaar hij, kort daarna, snenvelde in een gevecht met vigletus, zoon van Koning rurik. Hamlet, voegt er de Historieschrijver bij, was een Prins, die, zoo zijn goed geluk gelijk gestaan had met zijne verdiensten, de Goden zou hebben geëvenaard in luister, en, in zijne bedrijven, de werken van hercules overtroffen. |
|