beenen loopen, en tegen slagen en overlast morren, is enkel eene kwade gewoonte, wijl Z.H., in eene regte lijn van den Profeet afstammende, van zijnen doorluchtigen stamvader is uitverkoren, zich van deze diermenschen te laten dragen, naar willekeur van hun lijf te beschikken, en het regt heeft, hen deze ontaarding te ontwennen, en tot hunne oorspronkelijke bestemming en viervoetige dierlijkheid terug te brengen. - Naar men verneemt, zal hij dit doorwrochte werk aan Z.H. opdragen, en mag zich vleijen, met de decoratie van de gouden eereketen versierd te worden.