‘Bid voor de ziel,’ zoo wel ten aanzien van het belangrijke meisje, als van den belangrijken gevallenen held. Toevallig sla men dan echter de laatste bladzijde van het reeds geeindigde boekje nog eens om; en, welk eene verrassing! zie daar, de jongeling is terug, wel gewond, maar niet doodelijk, ja zelfs reeds in zoo verre hersteld, dat ieder, die lust heeft, tegen den toen eerstkomenden (nu reeds verloopenen) Hemelvaartsdag, met eene gezonde maag en een vrolijk humeur, door den Heer clauren ter bruiloft genoodigd wordt. Dan, misschien worden wij, die (het zij zonder verwaandheid gezegd!) vertrouwen de beide genoemde vereischten te bezitten, nog wel eens bij de jonggehuwden op een doopmaal geïnviteerd.
Maar wij moesten ons oordeel gezegd hebben over de waarde van het verhaal, en wij gaven den inhoud! Trouwens, het oordeel viel ons moeijelijk. Ja, wij lazen met genoegen, en bekeken het meisje op den titel met genoegen: maar! maar! - zoo geheel hoog liepen wij met het werkje toch niet. Juist zouden wij onze beoordeeling ter neder schrijven, toen een lief, huishoudelijk, en geheel niet overdreven gevoelig, Hollandsch vrouwtje, en nog een paar aardige meisjes, welker kunstgevoel wij hoegenaamd geene reden hebben te betwijfelen, zich bijzonder gunstig over deze Mimili uitlieten; en daarom dan ook, met volle overtuiging en zonder eenig uitbeding, wenschen wij onze waarde Lezeressen met deze Mimili, in dit haar Hollandsch gewaad, en Mimili zelve met eenen zoo vereerenden lof, van harte geluk.