hoewel hij naderhand, zegt ons schrijvertje, van dit verwaten oordeel terugkwam, enz. Zoodat dan middagklaar blijkt, dat luter den naam van groot niet verdient. Q.e.d. Best keert de Protestant dan maar spoedig terug tot den schoot der H. Moeder, de R.A. Kerk, extra quam, dit spreekt van zelve, non datur saius. Daar loopt het zeker naar toe, bij zoo overtuigende redenen! En als ons ventje nu zijn beloofd boekje spoedig in het licht geeft, ten betooge, dat de hand der Voorzienigheid in het werk der Hervorming niet kennelijk is, maar dat dezelve het natuurlijk en vooraf te berekenen gevolg was van hoogmoed, eigenbelang, zinnelijkheid en losbandigheid, (en, dit zal hij er, hopen wij, bijvoegen, ook van de vijf bondige redenen, die hij zegt, dat de Duivel, de Vorst der Duisternis, de Vader der Leugenen, volgens luter's eigene bekentenis, tegen de Paapsche Mis aan de hand gaf) dan gebeurt dit misschien nog wel vóór 1820, ten zij men zich aan den Duivel overgeven wil.
Ons schrijvertje geeft de eigene woorden van luter telkens op, en wijst de bladzijden aan, waar wij die in de onderscheidene uitgaven kunnen vinden. Dan, hij kon ons nog éénen dienst doen; met ons, namelijk, die bladzijden nagenoeg aan te wijzen in den druk van luter's werken, op last en met privilegie des Keurvorsten, kort na het overlijden van den Hervormer, vervaardigd. Wij hebben de Opera omnia D. Martini Lutheri, Jenae 1612, in 4 Deelen in solio, thans voor ons, waarin wij meenen, dat alle 's mans schriften, van 1517-1548, te vinden zijn; doch wij konden met des Schrijvers aanwijzingen maar niet te regt, waardoor wij dan ook de opgegevene woorden van luter niet te juister plaatse en in derzelver verband (iets, waarop wij een zwak hebben) konden inzien. Dan, wij hechten misschien eene te groote waarde aan de voorrede van amsdorf, 1 Jan. 1556 gedagteekend, waarin wij tegen andere geschriften, die op luter's naam waren uitgegeven, als, om zeer goede (hoewel dan juist niet Duivelsch-bondige) redenen, verdacht, gewaarschuwd zijn. Daaromtrent echter, dat luter aan een' of ander' zijner vrienden zou geschreven hebben, dat er tusschen eenen Papist en eenen Ezel geen onderscheid is, geve onze man zich geene moeite. Wij gelooven gaarne, dat luter zoo iets gezegd heest; en, hadden wij nooit eenig ander geschrist, van eenen schranderen, edeldenkenden