Aardenburg, of de onbekende Volkplanting in Zuid Amerika; door Petronella Moens. Te Haarlem, bij F. Bohn. 181. In gr. vo. 320 Bl. f 2-18-:
De denkbeeldige wereld, merkt Mejufvr. moens aan, is het eigendom van den verdichter van vertellingen en verhalen; en zij maakt dan ook van dit haar regt getrouw gebruik. Zij zoekt de natuur wel getrouw, maar ook te gelijk de groote en schoone natuur te schilderen; zij teekent eene menschen maatschappij, zoo als zij die, met nog vele verbeteringen, zou verlangen; en, heeft zij al eens in haar tafereel tegen de waarschijnlijkheid gezondigd, zij hoopt echter niet, dat zij het gedaan heeft tegen de mogelijkheid. Wij twijfelen ook geenszins, of dit haar werk zal een aantal lezers behagen; en, hoewel wij juist niet kunnen zeggen, dat ons het werk een bijzonder genoegen gaf, zoo gaf het ons toch vermaak, en wij zien niet, waarom de romanlezer er zich niet mede zou kunnen vermaken. Hare beelden van werkzame deugd en geluk hopen wij dat eene goede werking zullen doen op het jeugdige hart, en meer het ernstig pogen, om zich, een ieder voor zichzelven, voor eene maatschappij, zoo als die wezen moest, te vormen, en dezelve waardig te worden, dan ontevredenheid en gemor, omdat zij nog is, zoo als zij werkelijk is, zal verwekken.
De Heer tavenier had dan eene volkplanting tot stand gebragt, en was meester, wie hij daarin wilde opnemen, en hoe hij dezelve wilde inrigten; het geluk diende hem voorbeeldig, zoodat hij voor alle vakken menschen, zoo als hij verlangde, en regt brave menschen, vond. Zijne vroegere geschiedenis, en die van sommige andere leden, wordt hier ook gemeld; en het huwelijk van zijnen zoon, dien hij met een' vriend naar Europa zond, en die ook al eens bij de Algerijnen gevangen raakte, (maar dáár in den Dey een waarlijk edel hart vond) met een lief Aardenburgsch meisje, geeft dan ook