Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1817
(1817)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet Leven van den Maarschalk Ney, Hertog van Elchingen, Prins van de Moskowa; bevattende het verhaal van alle zijne veldtogten, zijn ambteloos leven, enz. Met zijn Portret. Uit het Fransch vertaald, door A. Bruggemans. Te Dordrecht, bij A. Blussé en Zoon. 1816. In gr. 8vo. f 2-16-:Werd ooit de taal van plato bewaarheid, wanneer hij den enkel dapperen man oneindig beneden hem stelt, die ook in burgertwist aan pligt en vaderland getrouw blijft, en met deze treffende woorden besluit: ‘Een getrouw en regtschapen man in burgergeschillen zal naauwelijks iemand worden, zonder het bezit aller deugden; maar ten strijd optrekken, gereed zijn om in den oorlog te sneven, dit is ook het geval zeer veler huurlingen, waarvan de meesten woest, onregtvaardig, gewelddadig, en, wanneer men een zeer klein getal uitzondert, bijna de redeloosste van alle menschen zijnGa naar voetnoot(*)’ - werd, zeggen wij, deze taal ooit bewaarheid, het was in onze dagen, het was in Frankrijk. Het is waar, men zag met verbazing op tegen Veroveraars, tegen Legerhoofden, als een murat, een soult, een augereau, massena, en vooral hun Hoofd en Meester buonaparte, voor welke geheel Europa moest zwichten: maar hoe gedroegen zij zich, toen de omstandigheden hen, in den neteligen toestand, waarin hun vaderland juist door die zoo geroemde dapperheid vervallen was, drongen partij te kiezen? Met schijnbare welmeenendheid, sommigen zelfs met gemaakten afkeer tegen hun voormalig Legerhoofd, zweren zij hem af, en huldigen den Koning; doch naauwelijks komt hun oude Heer en Meester terug, (misschien in 't geheim door hen teruggeroepen) of zij haasten zich, onder de duutste betuigingen van getrouwheid aan lodewijk, dezen te verraden, en den Corsicaan ten troon te verheffen. Doch juist deze proef had de Voorzienigheid blijkbaar gewild, opdat de | |
[pagina 519]
| |
gedachten uit veler harten zouden openbaar worden; opdat die heldhaftige woestaards en geweldenaars tevens blijken zouden, de redeloosste aller menschen te zijn, die zich zelv' in 't verderf moesten storten, en dus de wereld van hen verlossen; opdat het jammerlijk denkbeeld der grootheid van krijgsroem, zonder meer, een' onherstelbaren knak zou bekomen, en het elders gezegde van den goddelijken plato bewaarheid zou worden: ‘Ik geloof, dat dapperheid, met verstand gepaard, het deel van zeer weinigen is; maar woestheid, en vermetelheid, en onversaagdheid zonder eenig beleid, van zeer velen, zoo wel mannen, als vrouwen, en kinderen, en dierenGa naar voetnoot(*).’ Niemand, echter, heeft meer blijk gegeven van dit gebrek aan oordeel zoo wel, als aan vaste beginselen en adel der ziele, dan de Maarschalk ney, voor 't overige een der dapperste, bekwaamste en in de krijgskunst ervarenste Veldheeren van buonaparte, dien hij zelf den dapperen der dapperen noemde. Een der eerste bewerkers van deszelfs troonverzaking, is ney tevens de man, die, met 's Konings onbepaald vertrouwen vereerd, de krijgsmagt naar den tiran doet zwenken, en dus het lot van Frankrijk beslist; die verder zoo verblind is over zijn gevaar, dat hij na den tweeden ommezwaai in 1815 nog in Frankrijk blijft, op den raad zijner ijdele vrouwe, en dus het zwaard der geregtigheid tijd geeft hem te bereiken. Uit dit oogpunt beschouwd, is de levensbeschrijving van zulk eenen man geenszins van nut ontbloot. Zij toont, dat de edelmoedige kwijtschelding der uitgezogene volken (vanwaar toch zou de kuiperszoon uit Saar-Louis een Millionair geworden zijn, buiten aspersingen in den krijg?) de Nemesis niet bevredigde, welke straf eischte van den woesten krijgsman en den lafhartigen eedbreker. Daar het laatste gedeelte van 's mans leven de aandacht van Europa het meest getroffen heeft, is dit ook met de meeste naauwkeurigheid geboekt, en zijn daarentegen deszelfs vroegere veldtogten korter, sommige zelfs wat al te kort, in 116 bladzijden, afgehandeld; terwijl het verhaal der laatste tooneelen van den Maarschalk, sedert zijne gevangenneming tot aan zijnen dood, volle 139 bladzijden beslaat, en wel eens tot noodelooze uitvoerigheid vervalt. In het geheele boek heerscht een Fransche geest; dat is, | |
[pagina 520]
| |
die onberedeneerde, ijdele voorkeuze, welke de Franschen gewoon zijn aan hun land, hunne daden, hunne levenswijze boven andere te geven. Hoe dwaas is het b.v., op bl. 4 en 5, bedektelijk den meineed van ney daaruit te verklaren, dat hij, als geboren Duitscher, geene gevoelens van eer, gelijk de Franschen, kon hebben; dat hij, even als zijne landslieden, nog die Duitsche ruwheid bezat, welke door de uitnemende beschaafdheid der Fransche zeden nog niet heeft kunnen getemperd worden (!!!) In Duitschland strekt de zedelijke opvoeding, althans in de kleine steden, zich zelden verder uit, dan tot het noodzakelijkst onderwijs! (Die opvoeding is dus in Frankrijk, in vergelijking daarvan, wel heerlijk gesteld?) De goede Schrijver praat verder zeer naïf de bulletins der ci-devant groote armee na, wanneer hij zegt: de overwinning bij de Beresina was volkomen (bl. 74). De overwinning te Leipzig zou alleen door het overloopen der Saksers bewerkt zijn, (wij weten uit berigten van personen, die zelf bij den slag tegenwoordig waren, dat dit getal overloopers van weinig beteekenis was) en was den achttienden nog niet volkomen beslist: alleen gebrek aan ammunitic had buonaparte tot den afstand genoopt; ja het sprookje van den verwenschten korporaal, die de brug deed springen, wordt hier getrouwelijk medegedeeld (bl. 95, 96). In den slag bij Quatre-Bras werden overal, waar de Maarschalk zich vertoonde, de Engelschen overhoop geworpen, bl. 169, in weerwil van zijn eigen verslag op bl. 184. Van onze moedige Nederlanders, van den dapperen Prins van Oranje - geen enkel woord. Schaamt zich misschien de Schrijver, dat zijn geprezen held hier tegen een hoopje van Frankrijks voormalige onderworpellingen het hoofd stiet? Zoo men naar deze staaltjes de onzijdigheid en naauwkeurigheid van den Schrijver wilde beoordeelen, (die zich voor 't overige, misschien dewijl hij niet anders kan, als Koningsgezinde voordoet) het zou er slecht mede gesteld zijn. Doch wij hopen en gelooven, dat slechts de verbazende grootte, hardheid en bitterheid der Leipziger en Waterloosche pillen hem niet vergund hebben, die zonder eenig eau sucrée in te nemen; van welken Franschen lievelingsdrank hij zich voor 't overige nog al niet heel veel bediend heeft. Hij is zelfs in de vroegere veldtogten van ney tamelijk onzijdig. Zoo deelt hij ons de twee belangrijke daadzaken mede, dat ney zich in den veldtogt van Spanje zoo | |
[pagina 521]
| |
wel, als in dien van Rusland, tegen de dolle en voortvarende plans van zijnen Meester verzet, en die ten krachtigste asgekeurd zou hebben: het voortrukken in Spanje om den aard des volks, en in Rusland ook om den aard des lands. De laatste bijzonderheid, waarin ney zich het misnoegen zijns Meesters op den hals laadde, rust op het allezins geloofwaardig berigt van den Generaal sarrazin, Geschiedschrijver van dezen veldtogt, op wiens voorbeeld hij den Exkeizer en zijnen Generaal sprekend invoert. Het berigt wegens de vrijmoedige taal des Maarschalks in Spanje zou door eenen onder hem dienenden Opperofficier geschreven zijn. (Zie bl. 25 en 50.) Het Regtsgeding van ney is, zoo als wij zeiden, veel te uitvoerig behandeld, en kan ons toch niet overtuigen van 't geen de Schrijver op bl. 147 en elders beweert, dat de Maarschalk des avonds van den 13 Maart (daags vóór zijn openbaar verraad) nog een eerlijk man was. Het tegendeel was wel niet in regten te bewijzen; maar eene menigte wenken, aanduidingen, dubbelzinnige gezegden, het geheime misnoegen over de mindere achting zijner vrouwe ten hove van lodewijk XVIII dan aan dat van buonaparte, zijne weifelende antwoorden voor de Regtbanken enz., die onze Schrijver gedeeltelijk zelf mededeelt, zetten eene hooge mate van waarschijnlijkheid bij aan het gevoelen, dat ney geenszins onkundig was van het ontwerp der zamenzweerders, die buonaparte terugriepen, en dat hij dus den Koning willens en wetens verraden heest. De vertaling des werks is goed uitgevallen, gelijk men van den Heer bruggemans niet anders verwachten kon. Hij had echter hier en daar, waar de Franschman zich stuitende taal of onwaarheden veroorlooft, gelijk de boven opgemerkte, wel eene aanteekening onder den tekst mogen voegen. - De verklaringen der getuigen in de zaak van den Maarschalk zijn door hem met zeer veel reden weggelaten, daar het verslag van het Regtsgeding buitendien reeds in geene evenredigheid staat tot dat van 's mans krijgsbedrijven, vooral van zijne vroegere in Zwitserland, Duitschland, Spanje enz., waarvan de worstelingen van ney en wellington in 1809 tot 1811 wel een der belangrijkste gedeelten uitmaken. |
|