De Schrijver, die, blijkens de voorrede t.a. pl., de satyre voor de beste wijze van verlichting houdt, (hetgeen hem eerst nog te bewijzen staat) dekt zich in die zelfde voorrede tegen alle beschuldigingen, die op hem konden worden losgelaten, en snijdt dezelve alle toegangen af. Ook wij willen hem niet beschuldigen, gelijk wij reeds getoond hebben; en al had hij goedgevouden, alle gekheden en onregtvaardigheden, die in het recensentenwerk kunnen plaats heoben, aan de kaak te stellen, dit zoude ons koud noch warm gemaakt, en geen' den minsten invloed op ons verslag van zijn werk gehad hebben. Heeft, ondertusschen, de Schrijver gedacht, dat datgeen, wat hij deed, niet door eenen anderen behoefde gedaan te worden, b.v. het beoordeelen van zijn boek; dan heeft hij vergeten, dat er meer uitzonderingen dan regels in de wereld zijn, gelijk, b.v. de uitspraak der Engelsche taal bewijst. Wij hebben dus de vrijheid genomen, Jan Perfect nog eens te beoordeelen, gelijk wij zijn doende bij dezen, en hebben ons, bij alle evidentie van hetgeen de Schrijver in zijne, van louter geestigheden mousserende, voorrede zegt, in 't geval van voltaire bevonden, die, met iemand zullende disputeren, die, om toch ééne gemeenschappelijke welbewezene basis te hebben, waarvan beiden konden uitgaan, daartoe in voorslag bragt de stelling, dat 2 maal 2 was, daar eerst eens over denken wilde.
Onze wensch ware dan slechts deze, dat het in het werk zoo duidelijk mogt doorstralen, als het in de voorrede gezegd wordt, dat de Schrijver met zijne satyre alleen het oog gehad heeft op alwat in de volmakingsplannen in het gekke loopt. Maar, wij herhalen het, dit is niet het geval. Daarom, gelijk wij met den Schrijver gaarne lagchen over de zotheden der menschen, en bij onszelven over menige volmaking meer denken dan wij zeggen, blijven wij desniettemin protesteren tegen de uitspraak van vader Ezechiël Perfect, qua beslissende en algemeen zullende gelden, en even zoo tegen die van Habacuc Knaagwurm, qua dito, beide boven aangehaald. En, schoon het werk wat lang voor een van die soort is, en dus op het einde eenigzins vervelend, ja laf wordt, zoo heeft het onze lever toch menige gezonde beweging veroorzaakt, en dus menig wolkje, door de onvolmaaktheid der wereld ontstaan, ten minste voor een oogenblik verjaagd. Zoo heeft de Schrijver daardoor reeds dadelijk iets tot den vol-