met de twee anderen in verband, geeft den geachten Schrijver gelegenheid, om, op de meest gevallige wijze, en zonder iemand, van welke politieke denkwijze hij dan ook moge geweest zijn of nog is, te beleedigen, te doen zien, zoo niet te betoogen, dat men alle de nieuwigheden, die Europa beroerd hebben, niet moet wijten aan de Maatschappijen of zoogenoemde Illuminaten, die hij veeleer van alle de beschuldigingen, daartegen ingebragt, ganschelijk vrijpleit. Het politieke gedeelte staat ondertusschen meer in verband met het behandelde onderwerp in het eerste stuk, hetwelk altijd zijn zal een der moeijelijkste onderwerpen. Voor zoo verre de Nederlanden in het algemeen betreft, willen wij geene aanmerkingen maken, omdat die Nederlanden thans allen vereenigd en tot een en hetzelfde Koningrijk gebragt zijn, en wij met den Heer schilperoort hartelijk wenschen, dat die vereeniging het duurzaam geluk bevorderen zal van het nieuwe Rijk der Nederlanden. Maar wat belangt het betoog, zoodanig als dit door dien Heer bij zijn eerste stuk gedaan is ten bewijze van het gestelde bij dat punt, zouden wij nog al eenige aanmerkingen daaromtrent in het midden kunnen brengen. Dan, ons Maandwerk is, of behoort geen twistschrift te zijn, maar eene aankondiging van uitgekomene werken, waarin wij ons veroorloven, alleenlijk te beoordeelen de behandeling van het onderwerp eenes Schrijvers. In zoo verre dan vermeenen wij op de behandeling van het eerste stuk te moeten aanmerken, dat wij voor ons het tegenwoordige staatsgestel liever zouden beoordeelen en behandelen naar en uit den aard van het gebeurde en den tegenwoordigen staat van Europa, dan hetzelve te willen opdelven uit de oude Vaderlandsche Geschiedenis. Immers een ieder, die met den ouden tijd bekend is, weet, hoe gemakkelijk bijna alle staatsvorm op die wijze ook daaruit te betoogen is, en, als wij een twintig-, dertig en veertigtal jaren terugdenken, ook daaruit is betoogd geworden. De vraag blijft
altijd, vanwaar wij zullen beginnen, en wat wij willen verdedigen. Daarom dan herhalen wij, zoo ten aanzien van het werk van den Heer schilperoort, als van alle andere soortgelijken, dat wij het beter achten, zich eenig en alleen tot den tegenwoordigen tijd te bepalen, en daaruit al het mogelijk nuttige te trekken. Het spijt ons, dat de Schrijver den tegenwoordigen staat van zaken, of wel de nieuwe grondbe-