zijn, ter lezing aan. - Het werkje is verdeeld in zeven hoofdstukken, waarvan ons de twee eersten het gebrek leeren kennen en van andere aanverwante kwalen onderscheiden, de overigen de geschiktste geneeswijze voordragen, door waarnemingen staven en door eenige aanmerkingen nader ophelderen. - Stevenson beschrijft ons de kwaal als eene teêrgevoeligheid van het oog, waardoor de prikkel des lichts onverdragelijk wordt, zonder dat er eenige de minste blijken van ontsteking of ophooping van vochten zigtbaar is. Zij ontstaat voorts bijna alleen in dezulken, die, door veel lezen bij kaarslicht, sijn naaldwerk, of het bearbeiden van schitterende voorwerpen, hunne oogen sterk inspannen. Hij beschouwt dit gebrek als het onmiddellijk gevolg eener ophooping der sappen in het achterste gedeelte der oogvliezen, ontstaande uit eene langdurige ontsteking van die deelen; daardoor worden eindelijk de vaten te veel uitgezet, de vochten vloeijen er op den minsten prikkel en in groote mate heen, waardoor dan eene algemeene spanning en pijn veroorzaakt wordt. Bij dit alles zien wij de reden eener grootere gevoeligheid niet in, welke toch niet wel ontstaan kan, dan door eene verhooging en ophooping, als 't ware, van het levensbeginsel, een gevolg van de gestadige prikkeling. Dit vinden wij hier niet genoeg ontwikkeld; doch wij mogen het in eene praktikale verhandeling van minder belang rekenen.
De geneeswijze, waarvan de Schrijver zich bediend heeft, bestond voornamelijk in algemeene en plaatselijke ontlastingen; de eerste door buikzuiverende middelen, welke gegeven en herhaald werden, naar gelange van het gestel des lijders; de tweede in bloedzuigers, ten getale van vier of zes, aan het onderste ooglid aangebragt. Voorts werd door warme bading van het oog en indroppeling eener slappe, waterachtige opium-oplossing de ontspanning nog bevorderd en de gevoeligheid verstompt. Het spreekt van zelf, dat de zieke oogen zoo veel doenlijk tegen den prikkel des