Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1817
(1817)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 412]
| |
schijnselen in ons land gerekend worden, wanneer in de Genees- of Heelkunde eenig opzettelijk, daartoe betrekking hebbend, geschrift het licht ziet; en hoe weinige verdienen dan nog, onder deze, eenige bijzondere onderscheiding! De voor ons liggende Aanmerkingen, wel verre van op zulk eene onderscheiding geene aanspraak te maken, verdienen integendeel onze geheele opmerkzaamheid en aanbeveling, als gevloeid uit de pen van eenen man, die, hoezeer de inwendige praktijk uitoefenende, geen minder ervaren Heelmeester, en met de zucht bezield is voor de uitbreiding en volmaking der Heelkunde in ons vaderland, en daarenboven als een onderwerp bevattende, dat op zich zelf belangrijk en uitlokkend is, daar er altijd en nog thans, onder Heelkundigen van naam zelfs, getwist wordt over de mogelijkheid der genezing van de breuk van den hals des dijebeens, en, zoo dit al het geval konde zijn, dan alleen met verkorting; zoo zelfs, dat nog onlangs de beroemde delpech, in zijn Precis elementaire des maladies reputées chirurgicales, tom. I. p. 280, niet geaarzeld heeft te hernieuwen, hetgeen pibrac eenmaal Notarieel verklaard heeft, van onder andere 2000 francs te zullen betalen aan dengenen, die twee dijebeenderen van een en hetzelfde voorwerp zal aangewezen hebben, waarvan het eene van eene breuk van den hals des dijebeens zal genezen zijn, zonder de minste misvorming. - Onze Schrijver, bezitter zijnde van een dijebeen, dat allen schijn heeft van in het midden van den hals gebroken en door een waar beenweer volkomen genezen te zijn geweest, heeft gemeend, ook anderen over de gegrondheid of ongegrondheid van zijn vermoeden te moeten laten oordeelen, daarvan eene naauwkeurige, naar het voorwerp gemaakte, afbeelding doen vervaardigen, en dit alles met eenige aanmerkingen, als eene proeve zijner nasporingen, medegedeeld. Na in de eerste afdeeling eene zeer naauwkeurige ontleedkundige beschrijving van den hals van het dijebeen | |
[pagina 413]
| |
opgegeven te hebben, bepaalt de Schrijver zich in de tweede tot de breuk van den hals van dat been en hare oorzaken; in de derde, tot de kenteekenen; in de vierde, tot de verschillende uitgangen; en in de vijfde, tot hare behandeling. - De vierde en vijfde afdeeling zijn ons vooral belangrijk voorgekomen, en moeten meer bepaald strekken, om het vooronderstelde, de mogelijkheid namelijk der genezing van de bovengenoemde breuk, en de beste wijze om dit te bewerkstelligen, te bewijzen. Het komt, om zich van het eerste te overtuigen, daarop aan, dat men zich een juist denkbeeld van de vorming van het ware beenweer eigen make, en aanneme, dat de natuur, in de genezing dezer breuk, bijna in alles aan hare overige werkingen gelijk blijft, en deze deelen, op dezelfde wijze als de zachte, hereenigt. Zeer juist heeft de Schrijver, onzes inziens, de vorming van dit beenweer afgeschilderd, en alles afdoend aangetoond, dat dit beenweer geen onbewerktuigd concrement van uitgestorte lijm, maar integendeel een levend organisch vezel- en vaatachtig zamenstel is, zoodat het lidvocht, voorondersteld zijnde dat er een vrije toegang van hetzelve tot de gebrokene beenderen plaats had, geenszins in staat kan zijn, door verdunning of wegspoeling van die vermeende lijm, zich tegen de vorming der callus aan te kanten. Al hetgeen de Schrijver verder ten bewijze zijner stelling, de mogelijkheid der genezing, aanvoert, pleit volkomen voor zijn gevoelen; en Rec. is het ten volle met hem eens, dat de zeldzaamheid der voorbeelden van genezing geenszins als een bewijs tegen hare mogelijkheid kan beschouwd worden. - Ook de vijfde afdeeling noemden wij bijzonder belangrijk, omdat zij, op de meest voldoende wijze, tracht na te sporen, wat tot de genezing van de zijde der kunst vereischt wordt, en in hoe verre men, door de tot hiertoe gebezigde middelen, aan die vereischten beantwoord heeft. Na de herstelling zal een geschikt verband de gebrokene oppervlakten volstrekt onafgebroken bevestigd moeten houden. De vereisch- | |
[pagina 414]
| |
ten van zulk een verband door den Schrijver opgegeven zijnde, vergelijkt hij de van tijd tot tijd voor deze breuk gebezigde verbanden en werktuigen, en derzelver wijze van werking, met de door hem opgegevene vereischten, en toont ten duidelijkste aan, dat zij óf aan geene óf aan slechts eenige dezer voorwaarden konden beantwoorden. Billijke lofspraak wedervaart hier den grooten dessault, over zijn eenvoudig zoo wel als doelmatig middel, dat, al het nut aanbrengende, hetwelk men met de voorgaanden beoogd had, het minst in derzelver gebreken deelde. De manier van dezen voortreffelijken Heelmeester opgegeven hebbende, die iederen Heelmeester behoorde bekend te zijn, deelt hij eene eenvoudige en onkostbare verandering aan de spalk van dessault mede, die het nadeel wegneemt, dat, de uitrekking door schroefwerktuigen geschiedende, tot die uitrekking eene onbekende magt moet gebezigd worden, welke men nooit in staat is naauwkeurig te bepalen, en waardoor somtijds de lijders op eene jammerlijke wijze gepijnigd worden. Deze verandering bestaat dan hierin, dat men aan het ondereinde de vierkante opening en de uitsnijding weglaat, en er in de plaats een ijzer aan vast klinke, (dat wij oordeelen zouden, dat niet te dun zijn moet) dat met de spalk eenen regten hoek maakt, en zoo lang is, dat het de breedte van den voet ter wederzijden eenige lijnen overtreft. In dit ijzer nu zijn twee dwarse openingen ter doorlating van de uiteinden van den uitrekkenden band, en tusschen deze vier ronde openingen, twee ter wederzijden, ter doorlating van twee koordjes, die bestemd zijn, om eenen houten knevel, na genoegzame uitrekking, te bevestigen, enz. Deze opgave wordt door eene zeer net geteekende plaat duidelijker gemaakt. Dit verband van dessault, met de opgegevene veranderingen, oordeelt de Schrijver, dat vooral aan het laatste vereischte beantwoordt, dat de met elkander in eene naauwkeurige aanraking gebragte beenstukken voor eene te sterke drukking beveiligd worden, zoodat de uitrekkende spalk, | |
[pagina 415]
| |
zal zij hieraan voldoen, aan haar bovenste gedeelte niet op den grooten draaijer alleen rusten moet, maar aan het bekken een steunpunt vinden, dat zich genoegzaam tegen deze drukking aankant, en de breuk in eenen zekeren graad van uitrekking houdt, zonder dat nogtans de gebrokene oppervlakten daardoor van elkander verwijderd worden. Dan, wij verwijzen den Lezer liever, daar wij reeds te wijdloopig werden, naar het werkje zelf, dat met vier platen, door den verdienstelijken houtman geteekend, voorzien is. Wij bevelen dit in zijne soort zoo bondig als bescheiden geschreven stuk, niet slechts den Heelkundigen ter lezing, maar sporen hen aan, hetzelve aan hunne eigene onderzoekingen en ondervinding te toetsen. Het lijdt geen twijfel, of niet allen zullen het gevoelen des Schrijvers toegedaan zijn; en daarom is voor het belang der zake noodig, dat ook andersdenkenden, niet zijdelings, maar even openlijk, hunne tegenbedenkingen mededeelen, opdat men dan eindelijk het besluit zou kunnen opmaken, wie der waarheid het naaste bij komt. Wij moedigen den verdienstelijken Schrijver aan, om ons op meerdere voortbrengselen zijner werkzame hand te vergasten, beloven ons daarvan voor de Heelkunde veel goeds, en twijfelen niet, of men zal in hem den waren theoretischen zoo wel, als praktischen Heelmeester leeren onderscheiden, die der Heelkunde tot eer verstrekt, gelijk zij, helaas! door zoo vele beunhazen, den naam van Heelmeester onwaardig, wordt verduisterd. |
|