de inderdaad onderhoudende verhalen verkiezen te lezen; deze zijn reeds op zichzelve leerzaam, maar zij moeten dan echter het overige doorbladeren, en van dat overige is iedere geschiedenis hier de toepassing; het kan dus naauwelijks anders, of het nadenken wordt gescherpt, de leeslust uitgelokt, en in hoofd en hart hecht zich menige nuttige stelregel vast.
Van omar lezen wij hier weinig: hij was, toen hij het hof ontweek, toevallig met zijne éénige dochter op een onbewoond eiland geworpen; en zijne vorige ondervindingen geven hem overvloedige stof (en hier had hij den tijd) tot het mededeelen van zijne lessen over het te houden levensgedrag onder menschen; welke lessen, toevallig en gelukkig, voor zijne rosalia nog bruikbaar worden, daar zij, nog vóór des vaders dood, uit de eenzaamheid verlost wordt, en het aanlanden van een schip haar eenen waardigen echtgenoot bezorgt. Het zal niet noodig zijn, de grondstellingen en de daarbij gevoegde verhalen op te sommen; wij geven alleen, ter uitlokkende proeve, het volgende, en bepaalden ons bij voorkeur tot het meer drooge en stellige, om te doen voelen, dat ook dit zeer onderhoudend is:
‘Er zijn mannen, die alleen op speculatie trouwen; het vermogen van de bruid bepaalt de uitvoering van hetgeen zij besluiten zullen. Is het dus wel te verwonderen, wanneer zij een meisje ongelukkig maken?’
‘Het is een groot voorregt voor een meisje, rijk te zijn; zij bekomt dan zeer zeker eenen man; maar zeer onzeker is het, of die man haar of haar vermogen bedoelt; eerst na eenige jaren met hem geleefd te hebben, kan zij beoordeelen, wat van de zaak zij. Een onbemiddeld meisje is in dit opzigt minder blootgesteld aan bedrog, dan een rijk.’
‘Het is afschuwelijk, om het geld een meisje ongelukkig te maken; evenwel wordt hiervan niet veel zaaks gemaakt. Er zijn zoo zekere soort van afzetterijen, die gepriviligeerd schijnen.’
‘De meisjes hebben volstrekt geene andere gedachten dan deze: men huwt haar uit loutere liefde. Hare ijdelheid is de schuld van die misleiding; zij merken den listigen vogelaar niet, en vallen van zelve in het net.’
‘Het vleit gewis onze eigenliesde niet, wanneer men zoude denken: dit mensch is de gedeclareerde minnaar van.... mijn geld: dan, lieve meisjes! om niet ongelukkig te worden,