De Bijbel, Dichtstuk, door A. Loosjes, Pz. Te Haarlem, bij A. Loosjes, Pz. 1816. In kl. 8vo. 29 Bl. f :-12-:
Dit stukje, met het loffelijk oogmerk uitgesproken en in het licht gegeven, om aan kinderen en de aankomende jeugd een oppervlakkig denkbeeld van den hoofdinhoud, mitsgaders de volgreeks van de onderscheidene boeken des Bijbels te geven, maakt dus, als poëtisch voortbrengsel, geene groote aanspraken. Daar echter, gelijk men weet, verzen zich ligter dan proza in 't hoofd prenten, en het stukje niet lang is, zoo gelooven wij, dat de Heer loosjes daarmede wezenlijk zijn doel zal bereiken. Ook ontbreekt het hier en daar niet aan dichterlijke trekken, vooral het begin, de belangrijkheid des Bijbels, ook als geschiedboek, en wel als het oudste geschiedboek, bevattende. - Het zij ons vergund, hierbij echter te vragen, of Gods Geest, volgens Gen. I:2, langs het ongeschapene, of langs de wateren, die de nog ongevormde Aarde bedekten, heenzweefde; en vanwaar de Heer loosjes het heeft, dat de menschen vóór den Zondvloed Afgodendienst met ontucht paarden? - De Bijbelboeken worden daarop, in de thans bestaande volgorde, met een paar, of somtijds wat meer woorden, ter kenschetsing, opgenoemd; en hier en daar wordt, vooral in het begin der boeken des