eene waardige en gepaste wijze heeft gedaan. Daar de tijd zeer bepaald was, en alles toch eenigermate de houding eener gewone protestantsch-godsdienstige vergadering moest hebben, kon de beknopte leerrede juist niet vele zaken bevatten of ontwikkelen, en de schrijver betuigt zelf in de voorrede, dat hij het een en ander gaarne wat uitvoeriger behandeld had (de tekst, in het voorbijgaan genoemd, is Psalm CXXVII:4.); maar de verschillende aanspraken zijn veelal des te krachtiger en ter zake dienende. In alles heerscht heilige ernst en Christelijke godsvrucht, meer hartelijkheid dan hoofsche vleijerij voor de hooge deelgenooten in de plegtige verrigting; in één woord, zoodanige geest, dat wij, mutatis mutandis, met zijn Eerw. wel zouden wenschen, dat de doop altijd zoo statelijk en ernstig wierd verrigt. Wij kunnen niet nalaten, de bede hierbij te voegen, dat de milde, vreedzame, bescheidene toon, welke thans ouden en jongen in het Hervormde kerkgenootschap tot een sieraad verstrekt, meer en meer bevestigd worde, en zich even zeer uitbreide over zoodanige anderen, als in dit opzigt nog ten achteren zijn, tot roem van Hem, die ook uit het kwade goed, uit het licht duisternis weet te scheppen! Hij wake over Nederland, over deszelfs Koninklijk huis, en die waarheid en liefde, welke hier, onder beschutting van den Oranjeboom, sedert eeuwen zoo welig hebben getierd!