Verhalen van Heinrich Jung, genoemd Stilling. Uit het Hoogduitsch. In III Deelen. 1815 en 1816. Te Dordrecht, bij A. Blussé en Zoon. In kl. 8vo. 692 Bl. f 4-2-:
Men moet den goeden stilling nu en dan eenige tranen, die van de wenkbraauwen afstroomen, en de hem eigene beeldspraak, zoo als b.v. de voeten des perstreders van Bozea, die er zeer bloedig uitzien, en wat meer van dien aard is, ten goede houden, en dan zal men deze zijne Verhalen verreweg verkiezen boven de vele verdichtselen, die, hoe aangenaam en onderhoudend ook, en ook voor verstand en hart niet geheel onvruchtbaar, echter maar weinig hebben van dien echten Christelijken geest en ootmoedige werkzaamheid, die wij weten dat zoo wel het voorbeeld als ieder van stilling's schristen treffend uitdrukt en aanmoedigt. De Schrijver is bij ons genoegzaam bekend, en wij behoeven dus niets te zeggen van den hem eigenen naïven toon, waarin hij weet te verhalen. Deze zijne vertellingen zijn achtentwintig in getal; sommigen waren ons reeds door zijn Heimwee of van elders bekend; de meesten, echter, waren ons nieuw; en, hoezeer wij van helling tot overdreven gevoel in het godsdienstige juist niet iedere derzelven kunnen vrij verklaren, durven wij die echter allen onbekommerd aanprijzen, daar bij geenen de spotlust wordt uitgelokt, en wij meenen, dat ons tegenwoordig geslacht juist geene terughoudende waarschuwing behoeft tegen te ver gedrevene godsdienstige warmte, die hier ook overal tot echte deugd wordt gewijzigd; integendeel, wij hopen hartelijk, dat zoodanige warmte voor God en het goede bij vele lezers zal worden opgewekt.
Uit het verhaal: koenraad de goede, (de godvruchtige, door zijnen harden vader zeer mishandelde, maar na zijne doorgestane beproevingen mild door God gezegende man) willen wij het volgende, tot eene proeve van geest en schrijstrant, afschrijven:
‘Drie weken waren er, sedert koenraad's terugkomst uit de hoofdstad, verloopen - toen hij vrij laat in den avond, van het land komende, eenen man voor het dorp op den weg zag staan, wiens gansche voorkomen de duidelijkste kenmerken der vreesselijkste ellende openbaarde. Zoodra koenraad hem naderde, begon de grijsaard te beven. Ein-