ook in dit vak behaald hebben. Onze twee Dichters volgen nagenoeg denzelfden draad in het voldingen hunner taak. Eerbied voor onze voorvaderen, verfoeijing van onze beulen en verdrukkers, en dankbare hoogachting voor onze redders en verlossers klinken uit elke tokkeling hunner snaren; en warme liefde voor onzen Koning en deszelfs heldhaftige Zonen deed hun de lier in handen nemen. Hoe elk in zijne taak geslaagd zij, en wie den palm der overwinning verdiene, willen wij liefst niet beslissen. Wij hebben beide stukken met het grootst genoegen gelezen, en betuigen aan beide Dichters onzen hartelijken dank voor deze geurige lettervruchten. Om onzen lezeren een gedeelte van dit genoegen mede te deelen, en om hun de gelegenheid te geven, de Dichters met elkander te kunnen vergelijken, schrijven wij eenige regels uit deze dichtstukken af, en verkiezen daartoe die, waarin onze ellende onder de Fransche overheersching geschilderd wordt.
De Hoogleeraar van der eyk schildert dezelve aldus:
Hinc vix credibilis series exorsa malorum est.
Cernimus extemplò cum libertate carentes
Divitiis cives, dederant quas jura paterna.
Tertia pars remanet vixdum, labor irritus omnis,
Nec proavûm studium aut industria prosuit ulli.
Proh dolor! inviti juvenes coguntur ad arma,
Mox omnis pubes est victima saeva Tyranni.
Heu! frustrà matres gemitu, planctuque, ululatuque
Implevêre Lares: non nobilitatis honores,
Non aurum excusat; vixdum deformia membra.
Gaudete, o Juvenes! quibus integra membra negavit
Natura, aut pulchros ad tela agitanda lacertos;
Defectum formae cuivis gratamur apertè.
Omnibus invigilat custos rigidusve satelles
Civibus, ut cujusque et dicta et facta notentur.
Dicam mille modis fermè vexarier omnes,
Totve ministrorum insidias, fraudesve, dolosve?
Enumerem merces exactas ense, rapinâ,
Et mercaturae languentis tristia fata?
Criminaque exponam, mores, vitamque solutam,
Corrupit mores queis gens peregrina Batavos?