Eene hand vol Hulstbladeren; of Steekpalmloof-vlechtje, als Bijvoegsel tot mijn Distelkransje, door Mr. B.H. Lulofs.
Te Groningen, bij J. Oomkens. 1817. In gr. 8vo. 56 Bl. f :-8-:
De Redactie vindt zich in de onaangename noodzakelijkheid van te berigten, dat zij de Hulstbladeren des Heeren lulofs onbeoordeeld heeft terug ontvangen. Alleen was op het omslag tegenover de laatste bladzijde eene slaapmuts geteekend. Mogen wij de tolk van 's Recensents gedachten zijn, (hij is, als andere geleerden, aan verstrooijing onderhevig, en dan weet men haast niet, wat van de wonderlijke beeldspraak te maken) zoo zijn, echter, dankbaarheid en wijsheid de grond zijner handelwijze. Hij heeft, verbeelden wij ons, den Hoogleeraar, die zich zoo vele moeite geeft om zijn hoofd te versieren, niet zonder eenige vergelding willen laten; en het was altijd zijne spreuk: Rust voor Roem. Het is waar, een klein meisje, dat juist het boek opende, en natuurlijk bij het prentje bleef stilstaan, meende een klokje aan den neêrhangenden top der muts op te merken. En reeds waren wij geneigd om onze verklaring in zoo verre te veranderen, dat het Rust met Roem! als eenen gepasten wensch aan den Professor, moest beduiden. Doch bij nadere bezigtiging was toch ons antwoord: neen, bellen zijn het niet; zij is slechts wat kwastig uitgevallen.
Intusschen spijt het ons, dat wij den geleerden man, wien het netgesneden pruikje tusschenbeiden evenwel wat scheef staat, voortaan geen meer stukken van dezen aard zullen durven toezenden.