geheele zaligheid bij voortduring in betrekking staat met Jezus gehoorzaamheid tot in den dood des kruises, hetwelk eene verkeerde toepassing ten nadeele van ons opwassen in de genade enz. voorkomt. Het resultaat is dan: ‘dat God Jezus gehoorzaamheid tot in den dood, welke Hij om andere redenen vorderde, beloonen wilde met onze schuldvergiffenis en zaligheid, waardoor zondaars uit de menschen tevens in de naauwste betrekking tot Hem zouden komen, en dus vatbaar worden voor de hoogste zaligheid, en Hij hun overste leidsman, en de eerstgeboren onder de broederen wezen zou; zijnde deze weg juist berekend voor de behoefte van een' zondaar uit de menschen, die tot schuldbesef en genot van waren troost geleid moet worden, en deze gemoeds gesteldheid in hen onderhouden moet worden, daar zij aan deze zijde van het graf, door toevallige oorzaken, zondaars blijven, en, alleen in betrekking tot Jezus, op Gods bestendige gunst kunnen hopen.’ 4) Wat moet dan nu de menschen gepredikt worden? Elke leerwijze, zoo wel als de wijsgeerig Bijbelsche leer zelve, is even geschikt tot het hoofddoel, en elke derzelve is behoefte, naar de onderscheidene omstandigheden van hen, tot welken het Evangelie komt. De leer van het Evangelie voegt zich naar allen, naar den grootsten wijsgeer, maar ook naar den eenvoudigsten, door niet alleen denzelfden weg, hetzelfde middel ter zaligheid voor te stellen, maar het onder alle zulke beelden voor te dragen, die ook het bekrompenste verstand langs zinnelijke denkbeelden brengen tot dezelfde gemoedsgesteldheid van ootmoed, troost, en ware godzaligheid, uit wederliefde. Hierbij wenkt de Schrijver, dat de Christenleeraar zick wachte, om zijne meer zuivere denkbeelden, met exegetische strengheid verkregen, den gemeenen man op te dringen. Ootmoed en troost, die met geloof in het naauwst verband staan, en tot deugd leiden, zijn het eeniglijk, waarop de Leeraar
bij allen werken moet.
Wij meenen dit werkje door deze korte aanwijzing, en van eene gunstige zijde, genoegzaam te hebben doen