kenlijst, die overigens (en hoe kon dat op dit voorbeeld anders?) met de namen der aanzienlijkste en meest geachte Nederlandsche Geslachten versierd is, - vestigt buiten twijfel de aandacht van ieder, die niet ééns voor altijd ieder ernstig godsdienstig woord het oor weigert, op dit Huisboek, hetwelk men slechts behoeft in te zien, om in de overtuiging bevestigd te worden, dat het voor het Publiek, voor hetwelk de titel het bestemt, in ieder opzigt berekend is.
Ziet hier, in plaats van de lijst der opschriften, ten bewijze, hoe eenvoudig, overtuigend en roerend alles is, eene kleine proeve, waar het boek maar openvalt; want wij kunnen niet mistasten:
‘Ik moet werken terwijl het dag is, zegt jezus,’ enz.
‘Daar dit mijne bestemming is, gevoel ik mij zoo opgeruimd bij eene nuttige bezigheid; hierom ben ik zoo te vreden over mij zelve, als ik mij de getuigenis geven kan, eenen ganschen dag in nuttige bezigheid doorgebragt te hebben; hierom verheug ik mij zoo innig over het voltooide werk; hierom ondervind ik ook zoo eene levendige ontevredenheid bij de herinnering van die uren, welke ik aan eene nuttige bezigheid had kunnen besteden, en die ik verkwist heb in ledigheid of beuzelachtige vermaken. Ja, het behoort ook tot de bestemming der vrouw, in de wereld werkzaam te zijn voor het goede. Zij heeft niertoe groote begaafdheden, menigvuldige aangelegenheden ontvangen. Is het haar niet gegund veel opziens te verwekken, schitterende daden uit te voeren, belangrijke veranderingen in het algemeen te bevorderen; haar werd echter de gave geschonken, in stilte het goede te verrigten, waaruit voor enkele personen, en dikwerf voor het algemeen, de grootste winst en de zuiverste, reinste vreugde ontstaat. In hare naastbij gelegene betrekkingen opent zich voor haar een schoone en belangrijke werkkring; een werkkring, waaruit te allen tijde zoo veel zegen over het menschdom verspreid werd; een werkkring, waarin te allen tijde de krachten zich ontwikkelden, waardoor het verderf verhinderd, het groote en weldadige veroorzaakt en geboren werd. Hoeveel kwaad kan zij als dochter, zuster, echtgenoote afweren; hoeveel verbeteren; hoe vele menschlievende en heilzame inrigtingen tot stand brengen; hoeveel verligting en verkwikking bezorgen, hoe vele dierbare genoe-