Franekers Athenaeum, was eene zaak, die den echten liefhebber der wetenschappen niet dan aangenaam zijn kon: en voor de Oostersche studie zelve is het van veel belang, wanneer een leerstoel in dezelve toebetrouwd wordt aan iemand, die veel aan de Grieksche en Latijnsche letterkunde gedaan heeft; dewijl beide vakken van studie in een vrij naauw en zeer belangrijk verband staan. De stof der Redevoering, door den Heer hamaker tot zijne intrede gekozen, toont dit verband door een sprekend voorbeeld aan: dezelve komt hierop neder, dat de Grieksche en Latijnsche Schrijvers der Middeleeuwen uit Oostersche bronnen behooren opgehelderd te worden. Deze stof is zeer wel te pas gekozen in eenen tijd, dat men meer werk maakt, dan te voren, van de geschiedenis der Middeleeuwen.
De Redevoering wordt, zeer natuurlijk, in twee hoofddeelen gesplitst. Het eerste is algemeen, en handelt over de dwalingen der Schrijvers van de Middeleeuwen in het verhalen van buitenlandsche gebeurtenissen, en over de bronnen dier dwalingen. Het tweede handelt bijzonder over het nut en de voortreffelijkheid der Oostersche Geschiedschrijvers ter opheldering der gemelde gebeurtenissen. Beide deze stukken worden zóó voorgedragen, dat men niet alleen van de waarheid van des Redenaars stelling volkomen overtuigd wordt, maar ook ten sterkste gevoelt, dat hij in deze zaken volkomen te huis is. De stijl is, over het geheel genomen, zuiver, en, zoo ver dit met zulk een onderwerp bestaanbaar is, levendig. Eene menigte van geleerde aanhalingen en aanmerkingen zijn achteraan gevoegd. Dit kunnen wij juist niet zeggen, dat ons het meest bevallen heeft. Enkele aanmerkingen op eene stof, als deze, waren, voorzeker, niet overbodig. Doch kan men dat van alle zeggen? Heeft het geheel niet een zeker voorkomen van uitstal van geleerdheid? Intusschen bewijzen die aanmerkingen, wat men van iemand, die nu reeds zoo veel kunde bezit, verwachten kan, vooral, als hij zelf begrijpt, dat, hoe meer men zijne geleerdheid met oor-