derlandsche Kerk, geluk met den aandoenlijken en zeldzamen gedenkdag, die tot deze Leerrede aanleiding gaf. Wij lazen dezelve met genoegen, en verbeelden ons den achtingwaardigen Grijsaard, (ons in persoon geheel onbekend) zoo als hij daar zoo eenvoudig uit zijn hart, kort, maar verstandig en oordeelkundig tevens, zijne hem beminnende Gemeente toesprak, die zich nog lange door hem doe stichten! - Meer moeten wij van dit opstel niet zeggen, eeniglijk voor dien dag en die Gemeente geschikt, en nu, op aanzoek van Diakenen, ten voordeele der Armen, als 't ware zijns ondanks, gedrukt, en het publiek aangeboden met zoo weinig aanmatiging, dat wij ons overtuigd houden, dat ieder de Leerrede met eene veel grootere voldoening lezen zal, dan hij zich, bij het voorberigt van den opregten en nederigen Grijsaard, had beloofd.