Napoleóntische Redevoeringen. IIde Tweetal. Door W.A. Ockerse. Te Amsterdam, bij J. van der Hey. 1815. In gr. 8vo. 151 Bl. f 1-16-:
Wij hebben dit tweede deel al te lang laten liggen. Doch, zoo onze aanprijzing de lectuur van het eerste deel bevorderd heest, dan bereikte het ook zijn doel ten aanzien van dit. Wij hebben er niets algemeens bij te voegen. De aard der zake brengt veeleer mede, dat een toon, zoo hoog aangeslagen als in deze redevoeringen, eenigermate dale, of althans op de toehoorders minder werke. Het is waar, de stoffe is vernieuwd, bijna zouden wij zeggen verhoogd, door het gebeurde in Frankrijk en geëindigde te Waterloo. Doch, dit zelve neemt de gemaakte aanmerking niet weg. - Hoe het zij, dit geheele werkje is belangrijk naar inhoud en vorm. De Heer ockerse behoort onder de zeer weinigen, die dergelijk iets met goed gevolg konden ondernemen. Zijne stoute en vurige welsprekendheid levert hier en daar trekken op, die verbazen en verrukken. Dat men op zoo hooge laarzen niet volkomen vast gaat, ligt eene enkele keer uit den juisten pas geraakt, en struikelt, schoon ook niet valt, is eene algemeene waarheid, die dus ook hier hare toepassing, in het oog van keurige kunstregters of vieze keurmeesters, wel mag vinden. Wij willen het niet onderzoeken; maar eindigen met de opgaaf der opschriften: III. Eene lofrede, ter gedachtenis van Europa's en Neêrland's doorluchtige verlossers en verlossing, op den 15-18 Junij 1815, benevens ettelijke wenken op de toekomst. IV. De belangrijke gevolgen der groote, in 1815 nader gewijzigde, omwenteling, zoo voor Europa in het algemeen, als in het bijzonder voor ons vaderland.