zijn' Bijbel lezen wil, het voornaamste bijeengebragt, dat, tot verklaring van dit boek, te zijnen nutte en stichting verstrekken kan. Hij begint met algemeene aanmerkingen, als eene soort van inleiding. Dan volgen, naar de orde zelve der hoofdstukken van het boek, eenige aanmerkingen over de voornaamste zaken en de duisterste uitdrukkingen, met invlechting van korte en welgekozene toepasselijke aanmerkingen.
Het tweede stukje, over de Psalmen, is ons, bijna ten zelfden tijde, ter hand gesteld met het eerste, en heeft, voor zoo ver de geheel andere aard en verschillende inhoud van dat boek het toeliet, dezelfde inrigting. Het eerste hoofdstuk handelt over het boek der Psalmen in het algemeen, en die van David in het bijzonder: van § 5 tot aan het einde worden de Psalmen van David in eene zeer goede orde gerangschikt, en in die orde al het noodigste tot derzelver nuttig gebruik voorgedragen. Het tweede hoofdstuk handelt over Psalmen van onderscheidene dichters, zoo wel van hen, wier namen in het opschrift er bijgevoegd zijn, als van namelooze Psalmen. Eindelijk, in het derde hoofdstuk, is alles zeer geleidelijk voorgedragen, 't welk in de beide vorige hoofdstukken niet gevonden wordt, en verder noodig was te weten, om van dit boek het meeste nut te trekken; en, ten slotte, wordt eene opheldering gegeven van sommige meer duistere spreekwijzen. - Deze behandeling, die van 's mans beleid ten klaarste getuigt, zou voor den gewonen lezer, die iets over den eenen of anderen Psalm in 't bijzonder weten wilde, hare moeijelijkheid hebben kunnen: doch een bladwijzer, die achter dit, zoo wel als achter het eerste stukje, gevoegd is, neemt alle dergelijke zwarigheid volkomen weg.
Wij zouden, op meer dan ééne plaats, wel iets aan te merken hebben, alwaar wij, met grond, meenen anders te moeten denken dan de achtingwaardige Schrijver: maar, dewijl onze aanmerkingen voor ongeleerden, voor welken deze stukjes bestemd zijn, minder ter zake doen, en daar de Heer brink,