met zijn bijzonder plan overeenkomstig vinden, hadden wij echter wel gewenscht, dat hij, hier en daar, de woorden des gewijden Geschiedschrijvers wat meer had opgegeven en behoorlijk verklaard.
Wat nu de verklaring der geschiedenis betreft, deze is noch te kort, noch te uitvoerig, maar houdt een' verstandig gekozenen middelweg. Het gedrag en het karakter van Samuel wordt, zoo wel als de vermelde gebeurtenissen, in een klaar daglicht voorgesteld, en, waar het te pas komt, de eer des Bijbels genoegzaam gehandhaafd. Hier en daar wordt, tot beter verstand van het gebeurde, iets ingevlochten. Zoo wordt, bl. 176, met reden, voorondersteld, dat, gedurende de redevoering, welke Samuel hield bij de plegtige inhuldiging van Saul tot Koning, het volk meer en meer begon te morren, en eindelijk zich tegen den Profeet te verzetten; en dat hij, tot staving van zijn gezag, een teeken uit den hemel, op zijne bede, deed komen, ten blijke van het groote ongenoegen, hetwelk de Israëlieten aan hunnen God gegeven hadden, door eenen Koning te begeeren. - Daarentegen vinden wij geen' grond om te stellen, zoo als bl. 65 en 66 geschiedt, dat Eli gemelijk was, omdat hij uit den slaap gewekt werd, of dat Samuel, daar hij de eerste reize den ouden man, door zijne drift, verschrikt had doen ontwaken, voor de tweede reize zoo zacht mogelijk naar deszelfs leger trad. Hiervan is geen spoor in het geschiedverhaal, en 't een of ander doet niets ter verklaring. In eene dichterlijke uitbreiding zouden wij tegen dergelijke vindingen niets hoegenaamd hebben. - Bijzonder heeft ons bevallen hetgeen de Schrijver opgeeft over den opgerigten steen Eben-Haëzer. Dit is zoo geheel in den ouden godvruchtigen geest bij Israël. - Zeer gepast zijn ook de stichtelijke aanmerkingen, zoo wel voor bijzondere personen, als met betrekking tot de hengelijke en voor altijd merkwaardige verlossing van ons vaderland, tot welker vermelding eene allernatuurlijkste aanleiding was. - Zeer wel uitgewerkt hebben wij ook gevonden het laat-