Over de voorasgaande prozaïsche inleiding hebben wij niets bijzonders te zeggen. Wij lazen dezelve met belangstelling. Den stijl betreffende, mishaagden ons eenigzins de lange volzinnen.
De Heer wiselius twijfele ten slotte niet aan het dankbaar genoegen, waarmede wij zijn dichtstuk ontvangen en gelezen hebben.
De Zegezang is mede een verdienstelijk stuk. Men had hetzelve, ten onzen aanhooren, en, naar men zeide, ten aanhooren van een' der edele deelgenooten van den strijd, zoeken belagchelijk te maken, alsof de Dichter de schepelingen, gedurende denzelven, in het want zittende, een Wilhelmus van Nassouwen had doen aanheffen. Welke berigtgevers! De slag wordt hier naauwelijks beschreven. Ten hoogste een paar coupletten zijn daaraan gewijd. Juist hierdoor onderscheidt zich dit stuk, overeenkomstig beider titels, van het eerste. Dit is een zegezang, die zich bij de overwinning, de vreugde daarover, het heil en den roem, daaruit voortvloeijende, bepaalt; en dus een onderwerp behandelt, gemakkelijker, kneed en vloeibaarder, dan waaraan zich de meer geoefende wiselius heeft gewaagd, of liever geleend.
Het begin is altijd moeijelijk; en ook hier schijnt ons het eerste couplet niet het beste. (Nederlands bloed voor Nederlandsch zal toch wel eene drukfout zijn.) Inzonderheid zijn wij - het is misschien wat ouderwetsch - bang voor veel donder en bliksem. - In het derde couplet, reg. 2, zou dien, voor den, veel opgehelderd hebben. Verschrikkelijk loeren, onderaan in hetzelfde, schijnt ons toe slechts tot een rijmwoord te voeren. - Is het om objective of subjective redenen, dat de hoogverdienstelijke kinsbergen zoo opzettelijk vermeld wordt om den luister van het feest te vergrooten?
Hoe het zij, regels, als de volgenden, schijnen ons toe, 's mans dichterlijk vermogen boven allen twijfel te verheffen:
‘De zon schiet nu met heldrer gloed
Zijn (Haar) gulden stralen op den vloed,
Die trotsch is zulk een vloot te voeren,
Wiens golven 't sneeuwwit schuimfestoen
Langs donkre boorden slingren doen,
En dansende om den boeg en stevens henensnoeren.’