| |
Ἱπποκρατης. Magazijn, toegewijd aan den geheelen omvang van de Geneeskunde, beschouwd als wetenschap en kunst, uitgegeven door C.A.L. Sander, Stads Med. Dr. te Rotterdam, en G.H. Wachter, Pz. A.L.M., Phil., Med. et Chir. Dr., Lijfchirurgijn van Z.M. den Koning. IIde Deel. Te Rotterdam, bij J. Hendriksen. 1816. In gr. 8vo. f 3-12-:
Eenigermate met de beoordeelende aankondiging van dit Magazijn ten achtere gebleven, voegen wij thans de vier stukjes van het tweede deel te zamen. Het is althans niet minder belangrijk dan het eerste, zoo als uit een kort verslag van hetzelve blijken zal. - In de voorrede van het eerste stuk brengen de Uitgevers eene korte, maar welverdiende, hulde aan de nagedachtenis van den waardigen walop, die zich ook door de stukjes, in het vorige deel geplaatst, op eene voordeelige wijze heeft leeren kennen, en wiens vroegtijdig verlies derhalve ook voor dit tijdschrist zeer treffend moet gerekend worden.
De eerste verhandeling van dit deel is van den, door meer dan één geschrift, gunstig bekenden Dr. moll, te Nijmegen. In dezelve wordt, door eenige voorbeelden, het voordeel aangetoond, om den kina, in de tusschenpoozende koortsen, kort ná den aanval te geven. Het is bekend, dat onze, met regt beroemde, landgenoot, thuessink, de overgroote hoeveelheid kina, welke er dikwijls, in tusschenpoozende koortsen, vermorst wordt, nagaande, en bedenkende, dat het hier, zoo als bij alle geneesmiddelen, vooral op het regte tijdstip des gebruiks aankomt, beproefd heeft, den kina, in kleine hoeveelheid, kort vóór den
| |
| |
aanval te geven, en zulks met den gelukkigsten uitslag. Dr. nasse, door onzen Schrijver aangehaald, heeft zich met vrucht van dezelsde geneeswijze bediend, en Rec. hoopt, in het Mengelwerk, nog eene kleine bijdrage, hiertoe betrekkelijk, mede te deelen. Er is bij deze manier een nadeel, dit namelijk, dat men, bij ongeregelde tusschenpoozende koortsen, op den juisten tijd van den aanval niet veel rekening kan maken. In dit opzigt is dus de waarneming van onzen Schrijver belangrijk, aangaande de voordeelige werking van den koortsbast, kort ná den aanval, en wel zoo, dat hij eerst eene vrij groote dosis gaf (bij voorb. 2 drachmen) en vervolgens minder, doch gedurende de gansche intermissie. Op die wijze kon hij zeer hardnekkige koortsen met op zijn meest 2 oncen kina bedwingen. Zelfs in eene periodieke hoofdpijn, alle de kenteekenen van febris intermittens larvata hebbende, had deze geneeswijze den gewenschten uitslag. Moll gaf in deze gevallen den kina altijd met vlugge prikkels, bijzonder met wijn; vooronderstellende, dat, na den doorgestanen aanval, eene zekere uitputting en krachteloosheid plaats heest. Wij zien hieruit, dat de manier van thuessink te verkiezen is, vooreerst, omdat men daar geene bijvoeging van vlugge prikkels behoeft, ten tweede, omdat men nog veel minder kina noodig heest, en dat, ten derde, de groote gift, hier onmiddellijk ná den aanval toegereikt, voor vele zieken al te walgelijk, en ook wel al te bezwarend voor vele magen, is.
Op deze verhandeling volgt de voortzetting der, in het eerste deel afgebrokene, Geneeskundige waarnemingen, vergeleken met weêrkundige aanteekeningen, van den schranderen en ijverigen Geneesheer nieuwenhuys, te Amsterdam. Deze waarnemingen worden in de volgende stukken voortgezet, en in het IVde besloten. Wij hopen echter, dat dit belangrijk gedeelte van het Magazijn hierme le niet geheel gesloten zal zijn, maar Dr. nieuwenhuys zine aanteekeningen, volgende jaren betrefsende, insgelijks zal mededeelen. 't Is
| |
| |
wel waar, hij geeft hier niet, wat hij belooft; wij kunnen in het verhaal dezer waarnemingen geene duurzame vergelijking met de weêrsgesteldheid vinden; doch wij vinden hier echter zoo veel lezenswaardigs, dat wij, reeds om deze waarnemingen alleen, het Magazijn in handen van alle onze nog min ervarene kunstgenooten wenschen, en dat het ons zeer smart, dat ons bestek geen doorloopend verslag van dezelven gedoogt. - In dit stukje is bijzonder opmerkelijk de historie eener kinkhoest-epidemie, waarin de Schrijver vooral de belladonna gebruikte, zonder echter den hoest binnen de drie weken te kunnen genezen. In het IVde stuk ontmoeten wij een voorbeeld van aanmerkelijke ontsteking der long, na den dood door de ontleding des lijks ontdekt, doch gedurende de ziekte naauwelijks te bemerken, daar de pols klein en snel, de hoest onmerkbaar, en er geen pijn aanwezig was. De lijder was een kind van 15 maanden.
Op de verhandeling van den Heer nieuwenhuys volgt, in dit stukje, iets over het openen der ettergezwellen, van wijlen den bekwamen Rotterdamschen Heelmeester schuurman. Daarin wordt op natuurkundige gronden gesteld en door dadelijke waarnemingen gestaafd, dat eene kleine opening en langzame ontlasting van den etter voordeeliger is voor de genezing dezer gebreken, dan eene groote. Wij gelooven niet, dat dit bij iemand zwarigheid zal ontmoeten, daar de ondersteuning der deelen voor de zamentrekking en inkrimping, de afwering der dampkringslucht ter beletting van het bederf des etters natuurlijk zoo voordeelig zijn. - Dezen voordeeligen invloed van de ondersteuning en matige uitzetting van gewonde deelen, ter heeling van dezelven, past deze zelfde Schrijver ook toe op de genezing van verstorven darmbreuken, welke hij, tegen het verkeerd gevoelen der oudere heelkundigen, niet alleen als geneesbaar aanmerkt, maar tevens aantoont, dat men, in die gevallen, aan eene lijvige, vaste spijze de voorkeur geven moet boven vloeibare (soep enz.) Ook
| |
| |
deze stelling wordt door eenige waarnemingen gestaafd, sommige van schuurman zelven, in het IIde, en eene van den Rotterdamschen Heelmeester nolen, in het IIIde stuk.
Het IIde stuk bevat verder eenige verscheidenheden, waargenomen bij drenkelingen, en bijdragen tot behandeling van dezelven, beiden door j. heller, Stads Med. Dr. in de Willemstad. De Heer heller, in aanmerking nemende, dat eene kunstmatige behandeling van drenkelingen gegrond moet zijn op den aard der kwale, en op den toestand, waarin zich het ligchaam dan bevindt, en dat, te dien aanzien, de geleerden het niet alleen niet eens zijn, maar zelfs, voor hunne verschillende gevoelens, allen proeven en waarnemingen te berde brengen, geeft hier eerst de voornaamste dier verschillende gevoelens op, en tracht dezelven overeen te brengen; vervolgens bouwt hij daarop de manier van redding, verschillende naar de verschillende gevallen, en tracht hij de betrekkelijke waarde van elke derzelven, bijzonder van de aderlatingen, de prikkelingen van het zenuwgestel, van het darmkanaal, van de longen, het inblazen der lucht, het aanwenden der warmte, enz. te bepalen. Hij hecht vooral een groot gewigt aan dit laatste middel, toonende breeder deszelfs grooten invloed op het dierlijk gestel. - Deze beide stukjes, welke inderdaad een geheel uitmaken, leveren blijken van des Schrijvers belezenheid en oordeel, en doen ons naar meer bijdragen zijner pen verlangen.
(Het vervolg hierna.) |
|