Onwetende zondigt niet.
Een Prior der Karthuizers bevond zich eens op een treffelijk gastmaal van enkel vastenspijzen, en gevoelde grooten trek om van eenen schotel te nuttigen, die hem zeer geroemd werd. ‘Om 's Hemels wille, Pater, doe dat niet!’ beet hem de vrome kloosterbroeder in het oor, die hem verzelde en thans naast hem zat: ‘ik ben in de keuken geweest, en heb met eigene oogen gezien, dat men daar boter bij gedaan heeft.’ - Ei, voor den duivel! hernam de Prior gemelijk: wat hadt gij dan ook in de keuken te doen?