Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1816

Twee illumineer-anecdoten.

In 1810 bezocht napoleon zijne Belgische Provincien. Hij kwam ook te Gent, en het spreekt vanzelve, dat des avonds de gansche Stad verlicht moest zijn. Op een plein aldaar is eene Hal, de kleine geheeten, waar een deel der Vleeschbouwers zijne marktplaats heeft. Deze nu hadden eene bijeenkomst, ten einde met elkander een opschrift uit te zweeten. Men kon het maar niet ééns worden; doch des avonds las men in doorschijnend licht:

Les petits bouchers de gand
a napoleon le grand.^(*)

Toen onlangs het Vredefeest in Duitschland werd gevierd, beijverde zich in elke Stad iedereen, een opschrift te leveren, dat opmerking wekte. Een eerlijk Burgerman, die thans, in zijn eigen zwaar belast geweest zijnde huis, het benedenste gedeelte bewoonde, had, als huurders, op de eerste verdie-

(*) de kleine slagters van gent aan napoleon, den grooten!

[p. 790]

ping een voormalig Officier van de Landweer, en op de tweede een Jood, die handel deed in de loterij enz. De eigenaar nam de gansche verlichting van zijn huis op zich, en beneden las men: wij hebben geleden - op de eerste verdieping: wij hebben gestreden - op de tweede: wij hebben gesneden.