woeste baren, bij het gieren van eenen wind, tot storm aangegroeid! zonder anderen steun dan eene zwakke boot, aan welke hij, bij alle inspanning, met zeer onwisse hechtsels hangt, die onder de afmatting der onophoudelijke slingering ten laatste moeten bezwijken! zonder eenig bepaald uitzigt op redding, maar met duizend dooden voor het oog! De bewustheid zelve is hem, na meer dan een half uur worstelens, ontgaan; schoon de natuur nog volhoudt, wat moed en kracht en bedaardheid eerst mogen gedaan hebben: vasthangende aan de boot, die hem al dieper en dieper in het meer voert.
Op dit oogenblik wordt hij ontdekt door eenen Tjalkschipper, albert vos, wonende te Wanneperveen, en zijn' knecht, willem ype, wonende te Amersfoord, (dat hunne namen gezegend zijn!) Dezen, eigen gevaar of dat van schip en lading verachtende, houden het vaartuig regt op den man aan; maar, door een' zwaren bovenlast van turf weinig geschikt tot zulk eene onderneming, vervallen zij aan lagerwal. Buiten staat deze zwarigheid te boven te komen, werpt zich de knecht in eene kleine jol, door hen medegevoerd, doch zoo weinig bestand tegen den geweldigen slag van het water, dat zij terstond bezwijkt, en, onder de praam met turf, die bovendien door het schip werd achteraangesleept, gedoken, als in de diepte begraven wordt. De knecht redt zich ter naauwernood op deze praam; maar is zoo weinig afgeschrikt door het geleden lijssgevaar, dat hij dit onhandige voertuig zelf thans ten middel wil maken, om het uiterste ter redding te beproeven. Men maakt de praam los, en, worstelende met mislukking op mislukking, slaagt hij eindelijk om de boot op te vangen en aan te klampen. De lijder wordt binnen gehaald - maar geeft, helaas! geenerlei teeken van leven. Welk eene teleurstelling! Hoe ontmoedigend! Hoe geschikt om nn eindelijk de armen te laten nederhangen, en slechts op zichzelven bedacht te zijn! Doch, deze was de denkwijze der moedige mannen niet, die, even vrij van dom vooroordeel als versaagdheid in den uitersten nood, thans aan hun eigen boord de beste middelen te werk stellen om den ongelukkigen bij te brengen. Zij slagen - zij hebben den man en het middel zijner kostwinning gered - zij brengen hem tot de zijnen weder, en zijn beloond. Hun schip moge al verzeild liggen, op den grond vastzitten, en, ondanks alle aangebragte hulp, (ook die des geredden) niet dan met verlies van twee, drie dagen kunnen vlot gemaakt