| |
Opwekking tot liefdadigheid.
Waakt op, Bataven! waakt, waakt op,
Op heldengrootheid trotsch,
Voor hooger deugd en hooger zin,
Voor de allerreinste menschenmin
Waakt op! want de armoê rilt en krijt,
Of beeft op kruk en staf,
En schreeuwt om heul en dak en wijk,
En wroet, verhongerd, in het slijk,
Zij smeekt, met uitgemergeld lijf,
Slechts om een bete broods,
En klappertandt met bleeken mond,
En waart langs straat en grachten rond,
Gelijk het beeld des doods.
Schiet toe, of dat verschriklijk beeld
Of 't volgt en hecht zich op uw schreên,
En spookt om uwe sponde heen,
En maakt u 't sterven wrang.
| |
| |
Ter redding op! het schreit u aan
Of 't beurt tot God, met bittre klagt,
De handen uit zijn' jammernacht,
En daagt u voor 't gerigt.
Of meent ge, dat in 't kleed van pij
De deugd geen grootheid wekt;
En dat een kruis of ordeslint,
Of rijkdom, die het oog verblindt,
Uw schuld voor God bedekt?
Of meent ge, dat, bij 't weiflend lot,
Slechts de armoê strekt tot straf?
Gij meerder 't beeld des Scheppers draagt,
Omdat men u eene aalmoes vraagt,
Terug met eer en rang en staat,
Wie 't regt der menschheid schendt;
De snood meêdoogenlooze vrek,
Die in de plunje van 't gebrek
Zijn' broeder niet herkent!
Terug, wie zoo de gaven hoont,
Die hooger liefde schonk!
Te schande zij hem 't gouden kleed,
En giftig zij hem elke beet,
De milde smake 't loon alleen,
Dat goud noch rijkdom schenkt!
't Is zoet en zalig, dat men heeft;
Meer zoet en zalig, dat men geeft,
En heelt en laaft en drenkt.
Schiet toe dan! schiet ter redding toe!
Des lijders leed vergoed!
Weêr rijst het deugdzaam voorgeslacht,
En staart, of gij den pligt betracht,
Zoo godlijk schoon en zoet.
| |
| |
Maar meerder zegt een reiner oog,
Of gij naar 't reinste voorbeeld streeft,
Een milde gift in liefde geeft,
Schiet toe dan! de armoê schreeuwt om brood,
Geen penningsken in de offerkist
Wordt in 't gedenkboek uitgewischt,
Stort in dan, wijd en zijd, uw gift,
De toetssteen van uw deugd!
Dat zij zoo, naar de reinste leer!
Dat zij zoo, broeders! God ter eer,
En d'armen mensch tot vreugd.
|
|