Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1816
(1816)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMerkwaardig geval van hondshonger (Fames canina) en deszelfs gelukkige genezing. Door Doctor Keuchenius, van Schoonhoven.In de maand October l.l. deed ik eene reis naar Geertruidenberg, tot bijwoning van een klein feest, hetgeen mijn vader dacht te geven, ter viering van zijnen 25jarigen predikdienst in die gemeente. Aldaar werd ik geroepen bij eene patiente, wier ziekte en gelukkige genezing ik van die zeldzaamheid reken, dat derzelver openbare mededeeling het publiek niet onge- | |
[pagina 713]
| |
vallig zijn zal. - Ik werd dan geroepen bij eene Dame, oud 26 jaren, echtgenoote van den Heer P....., een niet onaanzienlijk beambte dier stad, welke mij klaagde, gefolterd te worden, sinds eenigen tijd, door eenen volstrekt niet te verzadigen honger. De vrouw was overigens tamelijk wel, hoewel zwakkelijk en van een gevoelig zenuwgestel, moeder van één kind, en hebbende het voorkomen van een bilieus temperament. De honger was zoo verbazend sterk, dat zij mij klaagde, dat zij meer dan twee pond rundvleesch kon verslinden, negen zware boterhammen eten, enz. en dit alsdan haar slechts op zijn hoogst voor een paar uren soulageerde, zoodat zij dan weder op nieuw zich vullen moest met spijzen, met gelijk gevolg; in de kerk kon zij niet meer komen, dan opgepropt met boter hammen, en des nachts moest zij verscheidene malen uit bed opstaan, om den geweldigen honger een weinig te stillen; zij was voorts op den duur gekweld met het zoogenaamde hartwater, dat haar onophoudelijk in den mond kwam, alsmede met braking van slijmige stoffen; ik behoef hier niet bij te voegen, dat de patiente mager en bleek er uitzag, en geen waar voedsel van alle deze spijzen trok. Zij was reeds verscheidene malen in handen van verschillende zeer kundige Geneesheeren uit dien oord geweest, maar zonder eenig goed gevolg. Bij behoorlijk onderzoek bleek het mij, dat men geneeskundig had gewerkt door wormmiddelen, daar men, gelijk veeltijds gebeurt, de tegenwoordigheid van deze schadelijke kostgangers vermoed had: dan, de uitkomst had deze hypothese gelogenstraft; ook door de doelmatigste middelen had de patiente geene wormen ontlast. In de tweede plaats had men haar behandeld met algemeen versterkende, en bijzonder maagversterkende middelen; doch mede zonder eenig goed gevolg. Eindelijk had men ook de nervina niet verzuimd, daar hysterismus en bijzondere gevoeligheid van den uterus niet zelden deze kwaal voortbrengen. | |
[pagina 714]
| |
Uit al dit genoemde besloot ik, dat de kwaal hare oorzaak in geheel iet anders, en wel daarin had, dat de gal alhier, op eene tegennatuurlijke wijze, in plaats van in het twaalfvingerig gedarmte, in de maag zelve werd uitgestort, en door haren tegennatuurlijken prikkel dezen onverzadigbaren honger veroorzaakte. Het is, namelijk, uit de geschriften der Geneesheeren bekend, dat men meermalen bij zoogenaamde vraten, na hunnen dood, den ductus choledochus in de maag zelve heeft geinsereerd gevondenGa naar voetnoot(*); en in een der allerverslindendste dieren, den struisvogel, vindt men den ductus biliarius in den pylorus zelven geinsereerdGa naar voetnoot(†), volgens het getuigenis van duverney. Het spreekt van zelve, dat hier toch geen denken viel aan eene werkelijke en eigenlijke insertie van den ductus choledochus in de maag zelve, daar de patiente alsdan, naar deze theorie, altijd een vrouwelijke vraat had moeten geweest zijn, terwijl zij integendeel te voren zeer klein van eten geweest was; maar wel aan eene tijdelijke uitstorting van gal in de maag, en derzelver tegennatuurlijk verblijf in deze: iets, dat bij de oude Geneeskundigen bekend is en aangenomen onder den naam van regurgitatio, (welk woord ik niet te vertalen weet) hetgeen door de nieuwere verworpen is of minder geacht, als te veel riekende naar het humoraal-pathologismus; doch ten onregte: want, hoewel ik het menschelijk ligchaam geenszins wil vergelijken met eene hydraulische machine, gelijk de anders groote mead deed, in de inleiding tot zijne bij mij nog hooggeachte Monita et Praeccpta Medica, zoo keur ik even zeer af de te eenzelvige beschouwing van anderen, die weder van eene andere hypothese uitgaan, die der Erregbarkeit namelijk, en niet | |
[pagina 715]
| |
letten op de wijze les, observandum quid natura ferat aut doceat. Ik begon dan mijne cuur naar de opgegeven indicatie, en schreef voor: ℞ Fruct. Tamar. ℥ ii. Hierbij beval ik eene allerzorgvuldigste dieet; verbood alle vet, olie, ja alle vleeschspijzen, ook alle bier, bijzonder het aldaar veel gebruikt wordende bruin bier; beval daarentegen plantenspijzen, karnemelk, Rijnschen wijn, citroenen enz., alles ingerigt tot verdunning en verbetering der aanwezige gal; en dit met dat uitnemend gevolg, dat de zieke, na slechts één dag vlijtig van bovenstaand decoctum gebruikt en deze nieuwe dieet gevolgd te hebben, met vermijding van alle vleeschspijzen en bieren, den daarop volgenden nacht reeds in het bed had kunnen blijven. De sedes werden, zoo als men begrijpt, aanzienlijk vermeerderd, en ook eenige slijmachtige stoffen per vomitum uitgeworpen. Bij voortgezette behandeling, in voege als boven, ging de genezing zoo gelukkig voort, dat de patiente binnen eene week tijds het reeds op drie gewone en niet bovenmatige maaltijden had gebragt. Ik liet haar toen een eenvoudig decoctum Tamarind. gebruiken, met ééne once extr. Gramin., en een paar dragma's AEth. Nitr. alc., met dit volkomen goed gevolg, dat zij mij heden, den 9den November, schrijft, volmaakt hersteld te zijn, goed te eten, geregeld, zonder dat haar iets kwalijk bekomt, uitgenomen alleen bier, dat ligt te laten valt. Sinds ruim tien jaren oefen ik de mij hoogst geliefde kunst, in eenen voor deze streek tamelijk uitgebreiden | |
[pagina 716]
| |
kring, en nooit heb ik iet zoodanigs ontmoet; hetgeen ik vermoede, dat bij vele in de praktijk nog meer ervarene mannen desgelijks het geval zal zijn. Ik verwijze voorts den geëerden lezer tot de praktische leerboeken, daar hij meer zal vinden over deze Κυνορεξία en βούλιμος en derzelver verschil, mitsgaders over de μαλακία en derzelver bijzondere soorten. De aard van een letterkundig tijdschrift verbiedt, hierin verder te treden. |
|