Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1816
(1816)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 693]
| |
den titel: La theorie des Factieux, par fonvielle, wordt het volgende verhaald. Een glas wijn, op de grenzen van Rusland te veel gedronken, is de oorzaak, dat wij eenen 18den Brumaire, een Consulaat, een Keizerrijk, en dat alles gekregen hebben, wat daarop, in plaats van eene schoone en goede omwenteling, gevolgd is, die de bourbons, in den persoon van lodewijk XVIII, op den troon zou gesteld hebben. Zonder dat on elukkige glas wijn, zou deze Monarch nu reeds sedert vijftien jaren Frankrijk gelukkig hebben gemaakt. Men heeft mij deze zaak dus verhaald: Een onzer Directeurs, die gewisselijk een nader regt op den degen des Groot-Connetabels gehad had dan buonaparte, had al vroeg Frankrijks ware stemming juist doorgrond, en zich den vereerenden, maar zwaren pligt opgelegd, den wensch der natie te bevredigen. Eene geheime negotiatie met Mitau had zijn beslag gekregen; het kwam nog maar alleen op de uitvoering aanGa naar voetnoot(*). Lodewijk XVIII zou, door eene Koninklijke oorkonde, Frankrijk eene Constitutie geven, waarover men het met den Directeur eens geworden was, die alle staatkundige en territoriale belangen ontzag, welke de Koning, uit eigene beweging, nu vóór een jaar, onder den onkwetsbaren waarborg zijner eigene zachtaardigheid en regtschapenheid gesteld heeft. De Koning zou incognito uit Mitau vertrekken, zich op de grenzen van Frankrijk laten vinden, en zich vandaar naar de Tuilerien begeven; uit welk middelpunt de, spoedig tot den rang van Connetable verhevene, Directeur aan de spits der troepen zou zijn opgebroken, om in Parijs den, in zijne staten teruggekeerden, Koning van Frankrijk te proclaméren. Een Courier, gereed om te paard te stijgen, verwacht nog alleen de depêches voor lodewijk XVIII; slechts ééne zaak vertraagt zijne afreize. De Russische Keizer had, bij het gezigt des verwarden toestands, in welken zich Frankrijk, bij de nadering van 18 | |
[pagina 694]
| |
Brumaire, berond, nieuwelings eene Ukase uitgegeven, welke allen Kommandanten aan de grenzen van zijn groote rijk beval, geenen vreemdeling de binnenkomst in het Russische gebied te vergunnen, voor en aleer zijn, naar Petersburg gezondene, paspoort hem met het visa des Ministers van Buitenlandsche Zaken was teruggezonden geworden. Wierd deze Ukase ook ten opzigte van den, door den aanstaanden Connetable afgezondenen, Courier ten uitvoer gebragt, dan werd de gelukkige uitslag der gansche omwentelinge twijfelachtig. Het kwam er derhalve op aan, den Courier van deze Ukase te bevrijden, opdat zijne reis door niets mogt worden opgehouden. Men wendde zich daarom tot den Russischen Gezant, en deelde hem de zaak in vertrouwen mede, welke dien oogenblik op het tapijt was. De aan lodewijk XVIII gerigte depêches werden niet voor hem verborgen gehouden. De Gezant bedacht zich niet lang. Hij schreef een' brief aan den eersten Russischen Kommandant, aan wien zich de Courier vertoonen mogt, en verzocht, terwijl hij voor de gevolgen instond, dat de Ukase op dezen Courier niet zou worden toegepast. De Courier vertrok. Aan de Russische grenzen komende, werd hij aangehouden. Hij moest den Gouverneur spreken; doch, het was middernacht, en Z. Excell. sliep; ‘hij kon tot morgen-ochtend wachten.’ De Courier zeide: dat zijne reis voor Europa van het hoogste belang was; dat hij een' brief aan den Kommandant had van den Russischen Gezant te Parijs; - hij bad dringend, dat men toch terstond den brief overgave, en hem intusschen maar paarden tot voortzetting van zijne reis mogt verschaffen. Men kon langen tijd tot geen besluit komen. Eindelijk zou de Heer Kommandant gewekt worden. Doch, ongelukkigerwijze had Mijnheer bij zijn soupé een glas wijn te veel gedronken, en het storen van zijnen slaap bragt hem niet in de beste luim. Hij verschoof daarom de gansche zaak tot den volgenden dag, en wilde weer inslapen. Men waagde het, hem toe te spreken, sprak van een' uit Frankrijk aangekomen Courier, die verder wilde, en die beweerde, eenen brief van den Russischen Gezant te hebben, die hem dit veroorloofde. ‘Er is eene Ukase, die dat niet hebben wil,’ snaauwde de reeds half weer ingeslapene Kommandant. ‘En al ware het de Keizer zelf, | |
[pagina 695]
| |
hij zou niet verder. Morgen! morgen!’ en daarmede legde Mijnheer zich weer op zijn oor. Des anderen morgens werd de Courier bij hem gebragt, en overhandigde Zijner Excell. den brief des Russischen Gezants. Hij stond op het punt van heengelaten te worden, met verlof om door te trekken; daar herinnerde, ongelukkigerwijze, een Secretaris den Kommandant aan hetgeen hij wegens de Ukase gezegd had. ‘Heb ik dat gezegd?’ riep hij. - ‘Ja, Uwe Excell.,’ antwoordde een andere Secretaris; ‘maar gij hadt den brief van den Gezant toen niet gelezen.’ - ‘Het geldt hier geen' Gezant,’ hernam de Kommandant, die het aan zijne eer verschuldigd te zijn geloofde, hetgeen hij tusschen wijn en slaap gezegd had, niet terug te nemen: ‘ik had gelijk; de Ukase moet gevolgd worden.’ En men kon hem daarvan niet afbrengen. De pas des Franschen Couriers moest naar Petersburg reizen, en vandaar naar de grenzen terugkeeren. Ondertusschen landde buonaparte te Frejus, en - het overige is bekend. Zoo veel heeft soms een glas wijn te beduiden! Wij hebben deze Anecdote opgeteekend ten genoegen der genen, die gaarne groote gebeurtenissen uit kleine oorzaken zien ontstaan, of ook daardoor verhinderen en wijzigen. |
|