Na den, voor de Liguïsten zoo verderfelijken, voor hem zoo zegerijken slag bij Ivry, had dat gebrek zoo zeer plaats gegrepen, dat zich de geest des oproers van zijne onbetaalde soldaten meester maakte; dat verscheidene regimenten zwoeren, geen stap verder te gaan, tot zij hunne soldij ontvangen hadden; terwijl de Intendanten toch slechts kleine, nietsbeduidende sommen verschafsen - konden of wilden. In 't kort, het was zoo ver gekomen, dat hendrik de heerlijke vruchten van langdurige, groote inspanningen, enkel bij mangel aan geld, in eenige dagen verliezen kon. Dezelfde behendige en trouwe dienaar, die met hem menig ridderlijk en menig galant avontuur had bestaan, zou thans ook helpen. ‘Mijn raad is,’ zeide deze, ‘dat wij ons ook ditmaal tot de vrouwen wenden. Ik ken eene regtschapene en geweldig rijke dame te Meulan. Zij is weduw van den grootsten koopman der stad, en uwe partij met moed en bloed toegedaan. Welligt borgt zij ons.’ Den Koning beviel de voorslag; ja, hij besloot zelfs, ongeacht het gevaar, mede te reizen - zekerlijk in het gestrengste incognito.
Zij komen gelukkig in Meulan en bij Mevrouw leclerc aan. De brave vrouw verhengt zich, haren vriend te zien, wenscht hem geluk wegens den gewonnen slag, en vraagt met hartelijke deelneming naar den Koning. ‘Hij moet ridderlijk gevochten en wonderen gedaan hebben,’ zeide zij. ‘Ja, dat heeft hij!’ hernam de vriend: ‘maar met dat al zijn wij er erger aan toe dan de geslagenen. Stel u voor: de troepen des Konings worden oproerig, omdat het aan geld mangelt; en alzoo zegepralen de vijanden zonder zwaardslag.’ - ‘Dat verhoede God!’ roept de wakkere vrouw. ‘Hendrik's zaak is te regtvaardig, dan dat hij geene menschen vinden zou, die hem zijne onstuimige schuldeischers helpen bevredigen.’ En, daar de man de schouders ophaalt, en van de lage eigenbaat spreekt, die gewoonlijk met het bezit van grooten rijkdom verbonden is, opent zij kisten en kassen, en zegt: ‘Daar; neemt, wat ik voor onzen goeden Koning doen kan! Spoedt u daarmede terug, en wenscht hem, ook in mijnen naam, geluk op zijne zege! Vergeet daarbij niet, hem meer vertrouwen op zijne onderdanen in te boezemen: hij, die in onze harten te heerschen wenscht, kan ook op ons vermogen, op ons leven rekenen’ - -
Hier kon de Koning zijn volle hart niet meer bedwingen.