Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1816
(1816)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAanmerkingen en proeven, rakende het gaslicht.Aan den Heer Redacteur der Letteroefeningen.
Mijn Heer!
Onlangs in UEd. geacht Maandwerk de verlichtingswijze door middel van Gas uit steenkolen gestookt, te Londen in gebruik, gelezen hebbende, scheen het mij toe, dat dit Gas niets anders konde zijn, dan een met brandige olie en brandig zuur verontreinigd koolstoffig waterstofgas, door het kalkwater gedeeltelijk gezuiverd. Om nu dit Gas, op eene veel minder omslagtige wijze, geheel zuiver te verkrijgen, kwam mij niet moeijelijk voor. Te dien einde eene zekere hoeveelheid ijzervijlsel met eenig kolenpoeder vermengd hebbende, goot ik daarop in eene vrij groote Woulfsche flesch (welker eenen hals ik met eene lange, op het eind gebogene, en met eene naauwe opening uitloopende glazen buis voorzien had) drie deelen water en één deel sterk zwavelzuur; vervolgens | |
[pagina 346]
| |
den tweeden hals luchtdigt sluitende, ontstak ik, na den toestel voorzigtig geschud te hebben, het aan 't eind der buis uitstroomend Gas; doch, tegen mijne verwachting, was de vlam, even als van het enkele waterstofgas, roodachtig en weinig lichtgevende. Bij eene tweede proefneming, op dezelfde wijze te werk gaande, vermengde ik potlood met het ijzervijlsel; doch met geen' beteren uitslag. Daar nu de verhouding der vlam mij overtuigde, dat het waterstofgas in geene der beide proeven koolstof-oxyde had opgelost, vermits van alle Gassoorten, welke, uit de gewoonlijk ter verlichting gebruikt wordende ligchamen, gedurende de branding ontwikkeld worden en de vlam daarstellen, het koolstoffig waterstofgas de meeste lichtstof uit het zuurstofgas des dampkrings ontwikkelt, en dus ook de helderste vlam geeft; zoo moest hieruit volgen, dat het koolstof-oxyde in de beide aangewende ligchamen te vast verbonden was, om gedurende deze bewerking door het waterstofgas te worden opgelost; weshalve er eenige andere zelfstandigheid mos worden aangewend, waarin hetzelve zoo vast niet was vereenigd. Hiertoe nu bood zich het zwavelzuur zelve aan, 't welk gedurende de bereiding des aethers met koolstof-oxyde bezwangerd wordt, en mij, na eenig beraad, het geschiktste middel scheen. DerhalveGa naar voetnoot(*) tien oncen zwavelzuur, waarmede tweemalen aether gestookt was, nemende, vermengde ik hetzelve in eene Woulfsche flesch, ingerigt als voren, met twintig oncen water, waarin eene genoegzame hoeveelheid ijzervijlsel, en verkreeg, op de voorgaande wijze handelende, de helderste vlam, welke men zich kan voorstellen, waarvoor het beste kaarslicht verre moest zwichten, en welke tevens geen' den minsten zweem van rook opleverde, zoo dat een pijpenkop, in het brandpunt gehouden, geheel wit bleef. Men moet hierbij in het oog houden, vooreerst, dat men op deze wijze, in het klein werkende, geene gelijkmatige drukking heeft, maar dat het Gas, naar mate van deszelfs ontwikkeling drukkende, eerst langzaam, vervolgens toenemende, ein- | |
[pagina 347]
| |
delijk in volle kracht uitstroomt, en ook weder op dezelfde wijze langzamerhand afneemt; gevolgelijk is de vlam eerst klein en flaauw, wordt daarna grooter en helderder, tot dat zij, hare grootste uitgebreidheid verkregen hebbende, eindelijk weder op gelijke wijze verflaauwt; - ten tweede, dat de laatste Gasdeelen, geene genoegzame drukking ondergaande, niet met de vereischte kracht, welke tot het onderhouden der verbranding noodig is, kunnen uitstroomen, en dus, langzaam vervliegende, verloren gaan; 't welk beide voorgekomen wordt, wanneer men, in het groot werkende, eene gelijkmatige drukking te weeg brengt. Men neme b.v. een vat, luchtdigt gekuipt, voorzien met een insgelijks luchtdigt sluitend deksel, waarin twee openingen, de eene geschikt om er de ingrediënten in te storten, en als voren gesloten, de andere, ten einde door middel van een' daarop geschroefden hals, met eene kraan gesloten, en eene daarin passende buis, gemeenschap te hebben met een' zeer eenvoudigen luchtweger, (Gazometer) die, naar mijne gedachten, slechts behoefde te bestaan uit een koperen vat, van ten naastenbij twee voeten middellijn en vier voeten hoogte, welks inwendige oppervlakte gelijk geslepen en volmaakt evenwijdig is, voorzien met een zwaar vlak deksel van het zelfde metaal, in de binnenzijde van het vat volmaakt sluitende, en zich daarin op- en nederwaarts gemakkelijk bewegende, welks rand breed, en op dezelfde wijze met leder moet zijn voorzien, als de stamper van eene luchtpomp; dit deksel kan door eene genoegzame hoeveelheid lood verzwaard worden, en moet aan de bovenzijde, juist in het midden, waar ook het zwaartepunt moet zijn, met eenen ring voorzien worden, aan welken een koord, over eene katrol loopende, is vastgemaakt, welks ander einde een tegenwigt draagt, naar mate van de meerdere of mindere vereischt wordende drukking te verligten of te verzwaren. Onder in den bodem van dit werktuig, 't welk op steunsels ter hoogte van een voet rusten moet, worden twee openingen vereischt, waarvan de eene dient om de aanvoeringsbuis van het vat, waarin de bewerking geschiedt, te ontvangen, en van een' omgebogenen hals met eene kraan moet voorzien zijn, de andere om de hoofdbuis, ter afvoering geschikt, in te plaatsen, insgelijks met eene kraan voorzien, waaraan zoo vele kleinere buizen met kranen gevoegd kunnen worden als men noodig | |
[pagina 348]
| |
oordeelt. Alles dus ingerigt zijnde, doet men de stoffen, ter ontwikkeling van het Gas geschikt, in het vat, dezelve met een' stok ondereenroerende, gedurende welken tijd de dampkringslucht uit het vat wordt gedreven, waarna men hetzelve terstond luchtdigt sluit, en, de kranen der aanvoeringsbuis openende, tevens het gewigt, aan het koord over de katrol hangende, zoo veel verzwaart, dat hetzelve met het deksel des luchtwegers in evenwigt geraakt; alsdan zal het door de aanvoeringsbuis intredend Gas hetzelve opheffen tot aan het boveneinde, waar een op het vat geschroefde rand de verdere rijzing moet beletten; alsdan sluit men de kranen der aanvoeringsbuis, en, het gewigt naar mate van de drukking, welke men aan het Gas wil geven, verminderende, opent men de hoosdbuis ter afvoering, en naar willekeur eene of meer der kleine buizen, welke naar goedvinden langer of korter, en aan derzelver uiteinden met fraaije lampen versierd kunnen zijn. De aanraking met eenig brandend ligchaam is genoegzaam om het Gas oogenblikkelijk te doen ontvlammen, en de ontvlamming zal niet ophouden voordat de kranen gesloten worden, of de luchtweger ledig is, wanneer namelijk de buizen niet lek zijn. De Gazometer gevuld zijnde, kan men de gemeenschapsbuis wegnemen, en het overig ontwikkeld wordend Gas, door eene slangswijze gebogene buis, welke in den hals van het vat sluit, op den waterluchttoestel verzamelen. Om hetzelve op te vangen, kan men zich weder bedienen van een luchtdigt vat, welks eene bodem twee openingen heeft, waarvan de eene met eene koperen, tinnen of looden pijp, binnenwaarts tot op een vierde duim afstands van den anderen bodem doorgaande, voorzien is, de andere met een' koperen rand en daarin schroevenden hals met eene kraan, in welke de aanvoeringsbuis des luchtwegers past. Dit vat geheel met water gevuld zijnde, sluit men de eerste opening met eene stop, de andere met de kraan, en, hetzelve met de openingen naar beneden gekeerd op den waterluchtbak geplaatst hebbende, schroeft men den hals onder water af, en brengt de slangswijze buis van het vat, waarin het Gas ontwikkeld wordt, in de opening; waarna men, de kraan openende, het Gas laat uitstroomen, 't welk, in het vat opklimmende, het water, door de tusschenruimte, welke tusschen de buis en den rand der opening is, uitdrijft. Het vat kan in eene of meer bewerkingen gevuld wor- | |
[pagina 349]
| |
den, naar mate van de hoeveelheid der, ter vorming van het Gas, aangewende stoffen; maar men moet zorg dragen, dat het water ter hoogte van een duim in het vat blijft staan, waartoe het veiligst is, den koperen rand der opening een duim binnenwaarts in het vat te laten uitsteken, wanneer het water belet wordt verder uit te vloeijen, en men gemakkelijk ontdekken kan, of het vat gevuld is, als er eenige luchtbellen aan de oppervlakte van het water in den bak verschijnen. Alsdan neemt men de buis weg, en sluit de kraan van het vat, waarin het Gas ontwikkeld wordt; waarna men, onder water den hals in de opening van het gevulde vat geschroefd hebbende, hetzelve van den waterluchtbak afneemt, en, met de kraan naar boven regtstandig nederzettende, door middel van de aanvoeringsbuis met den Gazometer in verbinding brengt. Nu kan men veilig de stop van de tweede opening afnemen, vermits het in 't vat gebleven water, den mond der pip sluitende, het Gas belet uit te stroomen; vervolgens de kranen openende, giet men door een' in de pijp geplaatsten trechter het vat vol water, waardoor het Gas verplaatst, en in den Gazometer wordt gedreven, waarbij men dezelfde voorzorg wegens het verzwaren van 't gewigt moet gebruiken. Eén zoodanig ingerigt vat zal voldoende zijn; doch gemakshalve kan men zich twee of meer aanschaffen. Het koolstoffig waterstofgas op deze wijze bereid zijnde, schijnt mij toe, zoo wel uit hoofde van deszelfs zuiverheid, als wegens de mindere omslagtigheid der bewerking, de voorkeur boven de Engelsche manier, om hetzelve uit de steenkool te stoken, te verdienen; en wat de kosten der ingrediënten belangt, deze zouden bijna door de opbrengst van het gedurende de bewerking gevormd ijzervitriool kunnen worden bestreden. Wanneer men, namelijk, bij de overblijvende loog, eene, ter oplossing der gevormde kristallen, genoegzame hoeveelheid kokend water voegt, de oplossing eenigen tijd op het vuur laat verdampen, en vervolgens door ongelijmd papier laat loopen, verkrijgt men, na de verkoeling der loog, het zuiverste ijzervitriool, hetwelk zoo wel tot geneeskundig gebruik als voor de fabrijken geschikt is. Hierbij moet men opmerken, dat het zwavelzuur, reeds tweemalen ter bereiding des aethers gediend hebbende, veel van deszelfs waarde heeft verloren, en dus tegen veel minder prijs te bekomen is; zoodat men, voornamelijk in fabrijken, waar- | |
[pagina 350]
| |
in het ijzervitriool wordt gebruikt, volgens eene ruwe berekening, de eerste onkosten over den tijd van tien jaren verdeelende, gedurende dien tijd, tegen den prijs van gewoon lamplicht, en na verloop van denzelven dit Gaslicht bijna geheel kosteloos zoude kunnen branden. Wanneer mijne omstandigheden de eerste uitgave toelieten, en ik goede gelegenheid wist om het ijzervitriool te debitéren, zoude ik zeker de proef met zoodanig eene Gaslamp voor eigen gebruik nemen; doch, zulks geen plaats hebbende, heb ik gedacht, zoodanige liefhebbers der Natuur en Scheikunde, welke hiertoe beter in staat, of in Genootschappen vereenigd zijn, geenen ondienst te doen, met dit stukje ter plaatsing in UEd. Maandwerk aan te bieden. Ik heb de eer met alle achting te zijn, enz.
Harlingen. J.A.V.B. |
|