Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1816
(1816)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijZonderlinge ontsnapping van den heere De la Fayette uit Olmutz, in 1794.Ga naar voetnoot(*)(Uit het Engelsch.)
Onder de vele buitengewone mannen, welke de in gebeurtenissen zoo rijke tijden, in welke wij leven, | |
[pagina 278]
| |
der wereld hebben doen kennen, heeft niemand de wisselvalligheden der fortuin in grootere mate ondervonden, dan la fayette. Nu zien wij hem, zich van de betooveringen der ongebondenste Hoven van Europa losrukkende, onder de banieren van washington, voor de zaak der vrijheid, de elementen trotseren; dan, de zaden der vrijheid op vaderlandschen bodem uitstrooijende, aangebeden door een verrukt gemeen, en tot het hoogste bewind over zijne vrijgemaakte landgenooten verheven; dan weder verbannen en vervolgd door die genen zijner vrienden, welke zijne hulp niet meer behoefden, voortvlugtig in een vreemd land, genoodzaakt eene schuilplaats te zoeken bij zijne vijanden, en eindelijk als een verrader gevat, en den Keizer van Oostenrijk overgeleverd, die, hem als een der voornaamste werktuigen beschouwende van de honende vernedering en den daarop gevolgden dood der Koninklijke familie van Frankrijk, hem tot eene enge gevangenis in het kasteel van Olmutz veroordeelde. Het medelijden met zijn lot deed, bijkans uit alle oorden, verzoekschriften tot zijne verlossing opzenden: dan, de Keizer bleef onverbiddelijk; - toen, nadat la fayette reeds twee droevige jaren in zijnen eenzamen kerker had doorgebragt, een vreemdeling en een uitlander, alleen gedreven door zuiver mededoogen, optraden, om den man van dienst te zijn, die zich voor de zaak der vrijheid zoo uitstekend had onderscheiden. Balman was geboortig uit Hanover, en jong, vurig, ondernemend en schrander. Hij begaf zich alleen en te voet naar Olmutz, ten einde zoodanige narigten in te winnen, door welke hij kon wor- | |
[pagina 279]
| |
den in staat gesteld, de beste middelen te beoordeelen, om het doel te bereiken, dat hij zich had voorgesteld, de verlossing namelijk van la fayette uit de magt van Oostenrijk. Hij zag spoedig in, dat, zonder eenen geschikten medehelper, de zwarigheden, welke zich opdeden, onoverkomelijk waren; waarom hij dan ook genoodzaakt was, van zijn voornemen af te zien, tot dat hij gelukkig genoeg zoude zijn, eenen man te vinden, even ijverig als hij voor de zaak der vrijheid, en van genoegzame bekwaamheid, om het gewaagde plan, dat hij gevormd had, ten uitvoer te brengen. Een gelukkig toeval deed hem den man ontmoeten, die, zoo wel door natuur als opvoeding, zoodanige eigenschappen in zich vereenigde, welke hem tot het wél uitvoeren van zulk eene onderneming bij uitstek geschikt maakten. Hij begaf zich, namelijk, te Weenen, in het gezelschap van eenige jonge Amerikanen, onder welke hij, uit hoofde van den eerbied, dien zij la fayette toedroegen, eenen medehelper in zijne onderneming meende te moeten vinden. Spoedig koos hij er eenen uit, aan wien hij, na de noodige behoedzaamheid, zijn geheim ontdekte. Huger trad toe, en omhelsde zijne ontwerpen, met al de koenheid der jeugd, en die vurige ondernemendheid, welke de bewoners der nieuwe wereld zoo zeer kenschetsen. Francis huger was de zoon van den Kolonel van dien naam, te Charlestown, in Zuid-Carolina, woonachtig, die op de wallen der stad, in een gevecht tegen de Engelschen, in den dienst van zijn vaderland sneuvelde, toen die stad door den Generaal prevost belegerd werd. Een jaar vóór zijnen dood had hij zich met zijne familie naar een klein eiland, in de baai van Charlestown gelegen, begeven, om de zeebaden te kunnen gebruiken. Eens ontstond er, des avonds, een hevige storm, terwijl op eenen afstand kanonschoten gehoord werden; en daar hij begreep, dat deze van Britsche schepen kwamen, welke in die zeeën kruisten, meende hij geenen schijn te moeten geven, dat het ei- | |
[pagina 280]
| |
land bewoond was. Tegen middernacht, echter, werd aan de deur zijner hut geklopt; en Kolonel huger vond zich genoodzaakt, dezelve te openen. Het waren twee personen, die, in eene vreemde taal, hem zeiden, dat, door het geweld des winds, hun schip aan strand was gedreven, en dat het scheepsvolk zich over het eiland verspreid had, om hulp te zoeken. Zij werden gastvrij door hem ontvangen, en van al datgene voorzien, wat zij het meeste schenen noodig te hebben. Toen de vreemdelingen van den rang en de staatkundige beginselen huns gastheers onderrigt waren, maakten zij zich bekend, en zeiden hem het doel hunner reize. Een van hen was de Markies de la fayette, toen omtrent achttien jaren oud; de ander, ouder van jaren, was Ridder van St. Louis, die, als een tweede Mentor, zich aan het lot van den jongen telemachus had verbonden. Zij hadden, zeiden zij, met verontwaardiging de overheersching aangezien, onder welke het Moederland de inwoners van Noord-Amerika deed zuchten; en, door den waren geest der vrijheid bezield, hadden zij besloten, de zaak van het Congres te omhelzen, en met hen het geluk der vrijheid te smaken, of in de roemrijke poging met hen te vergaan. Kolonel huger verliet met zijne gasten het eiland; en, zich naar het hoofdkwartier begeven hebbende, stelde hij hen den Generaal washington voor, die aan elk eene bevelhebbersplaats onder de landtroepen toevertrouwde. - Toen dit plaats had, was francis huger slechts vier jaren oud; maar het gebeurde had zich diep in zijn geheugen geprent; en, schoon hij la fayette sedert nooit weder had gezien, was hij echter bezield met de grootste gehechtheid aan zijne persoon en de hoogste bewondering voor zijne daden; waarom hij dan ook vurig deelnam in de onderneming van balman, om zijnen geliefkoosden Held te verlossen. Dus met elkander overeengekomen zijnde, aanvaardden zij hunne onderneming. Het was noodzakelijk, de | |
[pagina 281]
| |
grootste behoedzaamheid in acht te nemen; want de Oostenrijksche policie was waakzaam, en zeer gestreng omtrent vreemdelingen. Huger gaf daarom voor, ziek te zijn; en balman zich voor een' Geneesheer uit, die om deze reden met hem reisde. Na drie van de beste paarden, die zij vinden konden, gekocht, en zich van eenen knecht voorzien te hebben, begaven zij zich op reis. Na ettelijke weken gereisd, en eenigen tijd in onderscheidene plaatsen vertoefd te hebben, om hun oogmerk des te beter te verbergen, en het denkbeeld te versterken, dat nieuwsgierigheid alleen de beweegreden hunner reize was, bereikten zij eindelijk Olmutz. Alles in de stad beschouwd hebbende, begaven zij zich naar het kasteel, om de versterking van hetzelve te bezigtigen, maakten kennis met den cipier, en, verlof verzocht hebbende, om den volgenden dag ook het kasteel van binnen te mogen zien, keerden zij naar hun logement terug. Zij herhaalden dikwerf hun bezoek, telkens zich met den cipier gemeenzaam onderhoudende, en hem somtijds kleine geschenken gevende; tot dat zij, na van lieverlede zijn vertrouwen gewonnen te hebben, hem eindelijk als bij toeval vroegen, welke gevangenen hij onder zijne bewaring had. Hij noemde la fayette: zonder eenige verwondering te kennen te geven, toonden zij zich nieuwsgierig te weten, hoe hij zijnen tijd doorbragt, en of men hem met toegevendheid behandelde; waarop zij vernamen, dat hij streng bewaard werd, maar dat het hem echter vrijstond, buiten de wallen, onder behoorlijk toezigt, zich eenige ligchaamsoefening te geven, en hem overigens het gebruik van boeken, pen, inkt en papier was toegestaan. ‘Wij hebben,’ zeiden zij, ‘eenige nieuwe werken bij ons; welligt zoude het iets tot zijn genoegen bijdragen, indien hem dezelve geleend wierden: zou het ons vrijstaan, hem dezelve aan te bieden?’ De cipier antwoordde, dat hij dacht, dat men daar niets tegen konde hebben, mits aan hem cipier de boeken open wierden overgeleverd, opdat hij zeker van | |
[pagina 282]
| |
derzelver inhoud zoude zijn. Zij bewilligden gereedelijk in deze voorzorg, en zonden, nog dien zelfden avond, een boek met een briefje in de Fransche taal, aan het adres van la fayette, aan den cipier, die, hoewel, gelijk naderhand bleek, die taal niet verstaande, echter geen het minste verraad vermoedde, dewijl alles openlijk geschiedde. Het briefje bevatte verontschuldigingen wegens de genomene vrijheid; maar dat zij, wenschende iets tot zijn geluk bij te dragen, hoopten, dat hij het hem toegezondene boek met oplettendheid zoude lezen, en, zoo eenige regels zijne aandacht bijzonder mogten tot zich trekken, verzochten, hun alsdan zijn gevoelen over dezelve mede te deelen. La fayette ontving het briefje; en, vindende dat het niet in den gewonen toon der wellevendheid was opgesteld, begreep hij, dat er meer bedoeld werd, dan voor het oog zigtbaar was. Hij las daarom het boek zorgvuldig door, en vond hier en daar in hetzelve woorden met potlood geschreven, welker zamenvoeging hem bekend maakte met de namen, betrekkingen en oogmerken der schrijvers, en hun verzoek, om zijne meening te mogen weten, eer zij verder in hunne onderneming voortgingen. Hij zond het boek terug, en met hetzelve een open briefje, in hetwelk hij hun zijnen dank betuigde; er bijvoegende, dat hij den inhoud ten hoogste goedkeurde, en uit denzelven veel vermaaks ontleend had. Dus eene briefwisseling begonnen hebbende, lieten zij maar zelden eenen dag voorbijgaan, zonder elkander wederzijds opene briefjes te doen toekomen, van welke de cipier eenige aan lieden, die dezelve konden verstaan, ter lezing gaf; daar echter niets tot eenige verdenking aanleiding konde geven, werd de briefwisseling toegestaan. Hun plan eindelijk in orde zijnde, werden de bijzonderheden met limoensap geschreven, terwijl de andere zijde van het papier eenen brief bevatte, in welken zij naar de gezondheid van la fayette vernamen, en | |
[pagina 283]
| |
welke met deze woorden eindigde: ‘Quand vous aurez lu ce billet, mettez le au feu,’ (in plaats van dans le feu.) Door het papier voor het vuur te houden, kwamen de letters ten voorschijn; en hij werd op deze wijze onderrigt van alle de schikkingen, welke zij gemaakt hadden. De volgende dag was bestemd om het plan ten uitvoer te brengen. De stad Olmutz ligt omtrent dertig mijlen van de Silezische grenzen, in het midden eener vlakte, welke, de stad als het middelpunt nemende, zich bijna drie mijlen naar ie dere zijde uitstrekt. De vlakte is door een' rijzenden, met struiken en rotssteenen bedekten, grond omgeven; zoodat iemand, op de wallen staande, naauwkeurig, alwat in de vlakte gebeurt, kan gadeslaan. Hier en daar waren schildwachten op dezelve geplaatst, om, wanneer een of ander gevangene mogt trachten te ontsnappen, alarm te maken; terwijl iedereen verpligt was te hunner achterhaling behulpzaam te zijn, en tevens groote belooningen waren toegezegd aan den genen, die eenen gevangene zoude vatten. Door dit alles werd het welslagen in zulk eene onderneming bij uitstek moeijelijk; dit schrikte echter balman en huger niet af, die daardoor hunne maatregelen slechts met des te meer behoedzaamheids namen. Onder voorwendsel dat zijne gezondheid het genot der vrije lucht en ligchaamsoefening vereischte, had la fayette verlof verkregen om dagelijks in eene opene cabriolet in de vlakte rond te rijden, vergezeld door eenen Officier en een' gewapenden soldaat, die, als wacht, achterop stond. Gedurende deze uitstapjes, had hij eindelijk het vertrouwen van den Officier in zoo verre weten te winnen, dat zij, als het rijtuig op een' zekeren afstand van de wallen was, afstapten, en te zamen wandelden. Het vastgestelde plan nu was dusdanig: Balman en huger zouden te paard de stad uitrijden, de laatste tevens een derde paard aan den toom medevoerende; en, daar geen van beiden la fayette kende, zoude een onderling bepaald teeken | |
[pagina 284]
| |
hem bij de ontmoeting kenbaar maken. La fayette zoude trachten zoo ver mogelijk zich van de stad te verwijderen, als naar gewoonte met den Officier asstijgen, en met denzelven zoo veel doenlijk, zonder argwaan op te wekken, het rijtuig achter zich laten. Dan zouden de twee vrienden naderen, zich, des noods, van den Officier meester maken, la fayette het paard, dat huger leidde, doen beklimmen, en vervolgens met den meesten spoed naar Bautropp rijden, op vijftien mijlen asstands gelegen, waar eene chais en paarden zouden gereed staan, om hen tot Trappaw te brengen, de naaste stad binnen de Pruissische grenzen, op eenen afstand van dertig mijlen van Olmutz, en waar zij niet meer konden vervolgd worden. Des morgens zond huger zijnen vertrouwden dienaar naar het kasteel, om den juisten tijd te weten, op welken la fayette hetzelve had verlaten. Na een vervelend wachten, kwam deze terug met de boodschap, dat het rijtuig zoo even de poort was uitgereden. Met een kloppend hart gingen zij op weg; - op de vlakte gekomen zijnde, zagen zij geen rijtuig: zij reden langzaam voort, tot dat zij het boschachtig gedeelte des oords bereikt hadden, - en nog verscheen er geen rijtuig. Ontrust, dat welligt een of ander onvoorzien toeval aanleiding tot ontdekking mogt gegeven hebben, stonden zij eenigen tijd in twijfel; maar, zich herinnerende dat alle hunne bewegingen van de wallen naauwkeurig konden worden opgemerkt, keerden zij terug, en waren op eenen kleinen afstand de stad genaderd, toen eindelijk het langgewenschte rijtuig verscheen, met twee personen in hetzelve, de een in Oostenrijksch uniform, en een scherpschutter achterop. In het voorbijgaan gaven zij het afgesproken teeken, hetwelk beantwoord zijnde, zij het rijtuig lieten voortgaan. Zij vervolgden hunnen weg naar de stad, keerden vervolgens terug, en volgden zeer langzaam het rijtuig, ten einde la fayette tijd te geven, om zijn deel der overeenkomst uit te voeren. Weldra zagen zij de twee heeren afstap- | |
[pagina 285]
| |
pen, en gearmd zich van hetzelve, al wandelende, verwijderen. Trapswijze naderden zij hen; en, ziende dat la fayette in een druk gesprek was over het zwaard van den Officier, dat hij tevens in zijne hand hield, achtten zij het gunstig oogenblik gekomen, en gaven hunne paarden de sporen. Het gerucht hunner aankomst bragt den Officier in verlegenheid, die, rondziende, en twee mannen te paard in vollen ren ziende naderen, zich haastte weder naar het rijtuig te gaan, la fayette met zich trekkende; deze zich daartegen verzettende, trachtte hij zich van zijn zwaard weder meester te maken, waardoor tusschen hen eene worsteling ontstond. Op dit oogenblik kwam huger aan. ‘Gij zijt vrij,’ riep hij; ‘neem dit paard, en de fortuin zij onze leidsvrouw!’ Naauwelijks had hij dit gezegd, of het paard, verschrikt door de schittering der zon op het zwaard, steigerde, ontworstelde den toom, en vloog met snelheid het veld rond, terwijl balman te vergeefs beproefde hetzelve te vatten. Intusschen hield huger bij la fayette aan met eene kloekmoedigheid en edelaardigheid, zelden geevenaard, nimmer overtrosfen, dat hij zijn paard zoude bestijgen, en met den meestmogelijken spoed zich naar het bepaalde rendezvous zoude begeven: ‘Verlies geen' tijd - het alarm is gegeven - de boeren komen bijeen - red uzelven!’ La fayette besteeg zijn paard, liet huger te voet achter, en was spoedig uit het gezigt. - Balman had te vergeefs het verschrikte paard nagejaagd, en, toen hij zag dat het zijnen weg naar de stad nam, het vervolgen van hetzelve opgegeven, was tot huger teruggekeerd, die zich achter op zijn paard zettede, en dus met hem in galop wegreed. Zij waren niet verre gevorderd, toen het paard, zulk eenen last ongewoon, struikelde en viel, waardoor balman zoodanig gekneusd werd, dat hij moeite had weder op te staan. De dappere huger hielp zijnen vriend op het paard, en, andermaal allen zelfbehoud vergetende, haalde hij hem over, la fayet- | |
[pagina 286]
| |
te te volgen en te helpen, en hemzelven te voet achter te laten; zeggende, dat, daar hij een goede looper was, en zij niet verre meer van het boschachtig gedeelte des wegs waren, hij het wel zoude ontkomen. Balman bewilligde hierin met wederzin. Bij de nadering der twee heeren te paard, was de soldaat, die bij het rijtuig gebleven was, in stede van tot hulp van den Officier toe te snellen, naar de stad teruggekeerd; maar, lang vóór zijne aankomst, was alles reeds in beweging; al het gebeurde was van de wallen gezien; het kanon werd gelost, en in de omliggende plaatsen was ieder op de been. Balman ontkwam zijne vervolgers gemakkelijk, door te zeggen, zelf ter opsporing te zijn uitgetrokken. Huger was zoo gelukkig niet: hij was door eenige lieden opgemerkt, die hem niet uit het oog verloren; doch zijne achtervolgers, even als hij, te voet zijnde, zoude hij het bosch bereikt hebben, indien zij zich niet met anderen vereenigd hadden, die, nog versch ter been zijnde, hem nader en nader kwamen; en eindelijk, toen hij, geheel uitgeput en ademloos, eene plaats bereikt had, waar hij meende wat te kunnen rusten, zonk hij neder, en werd door eenen boer gevat. Hij bood dezen zijne beurs aan, om hem in zijne vlugt behulpzaam te zijn. De Oostenrijker greep de beurs met de eene en hield huger met de andere hand, zijne makkers te hulp roepende. Alle tegenweer was vruchteloos; en de moedige huger werd in triomf naar Olmutz teruggebragt, zich inwendig troostende met het eervolle denkbeeld, aan geweld en ellende eenen man ontrukt te hebben, dien hij, als een der grootste mannen van zijnen tijd, hoogachtte en bewonderde. Hij werd in eenen kerker van het kasteel, als een staatsgevangene, opgesloten.
(Het vervolg hierna.) |
|