Over de suiker in den honigpisvloed.
(Annales de Chimie, Sept. 1815.)
De Heer chevreul heeft in de pis van een' lijder aan den honigpisvloed, zoo wel in het begin der ziekte, als vervolgens, eene suiker gevonden, welke in alle opzigten overeenkomt met die de razijnen geven, en die, even als deze, in de gedaante van witte kristallen kon verkregen worden. In 't eerst verschilden de overige bestanddeelen weinig van die van het water eens gezonden; naderhand, echter, leverden zij een bijzonder dierlijk zuur, gedeeltelijk met potasch verzadigd, veel phosphorzure magnesia, een weinig phosphorzuren kalk, zoutzure soda, zwavelzure potasch, piszuur, dat een weinig door het rozenzuur (acide rosanique) gekleurd was, en, na de gisting, ook het ureum.