Iets, over de aderlatingen in de watervrees.
Aan den Redacteur der Vaderl. Letteroefeningen.
Mijn Heer!
In No. XII en XIII voor 1814 van uw geacht Tijdschrift is, in het Mengelwerk, gewag gemaakt van eene merkwaardige genezing der hydrophobie (watervrees) door aderlating. Dezelve is te belangrijk, dan dat daaromtrent niet alles bijeengezameld zoude worden, wat de waardij der aderlatingen in deze zoo gevreesde ziekte verhoogen kan. Uwe Lezers behooren dus, mijns inziens, niet onkundig gelaten te worden, dat, gelijk ik meen dat vóór eenigen tijd zelfs, met een enkel woord, in de publieke nieuwspapieren is vermeld geworden, de beroemde Hoogleeraar hufeland, te Berlijn, uit aanmerking van het hooge belang, dat de menschheid bij dit onderwerp heeft, besloten heeft, een gedeelte van zijn Journal toe te wijden aan de verzameling van alle daadzaken, tot hetzelve betrekking hebbende, om daaruit des te juistere gevolgtrekkingen af te leiden. In October 1814 schreef hij, dat men reeds zoo veel als beslist kan aannemen, dat de aderlating bij de reeds uitgebarsten watervrees nog hulp verleenen kan, maar dat daartoe drie voorwaarden gevorderd worden:
1o. | Dat het middel dadelijk, bij de eerste uitbarsting der ziekte, te werk gesteld worde. |
2o. | Dat hetzelve tot flaauwwordens toe aangewend
|