Mengelwerk.
Aan den Redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Mijn Heer!
Indien gij nevensgaand vertoog voor uw Mengelwerk geschikt mogt rekenen, zoo houde ik te veel van het suum cuique, om den lezer niet te melden, dat ik de opheldering van den tekst verschuldigd ben aan het handschrift van wijlen mijnen waardigen vriend van der kemp; voor welk handschrift (zijnde het slot van zijne Theodicée van Paulus, met de sleutels) ik tot nog toe geenen drukker vond. Deze uitlegging kwam mij eenvoudig en waar voor. Eene kerkelijke redevoering, welke ik over dezen tekst hield, vond bijval; en sommigen verlangden, zich dezelve nog eens te kunnen herinneren. Daartoe kan dit mijn opstel dan ook dienen, hetwelk misschien ook aan anderen niet ongevallig zal zijn. - Ik noem mij met hoogachting
Uwen geh. Dienaar
jo. herm. krom.
Gouda,
den 14 April, 1816.